Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Blok 2 Lezen verwijswoorden (opdr 3-4 rvl)
lezen blok 2 'verwijswoorden'
3k
1 / 16
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 3
In deze les zitten
16 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
50 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
lezen blok 2 'verwijswoorden'
3k
Slide 1 - Tekstslide
lesdoelen
In deze les leer je de regels voor het gebruik van verwijswoorden.
In deze les leer je wat de veel voorkomende verwijswoorden zijn.
Slide 2 - Tekstslide
Verwijswoorden
Verwijswoorden zijn woorden die kunnen terugwijzen naar een woord, een groepje woorden of een hele zin.
Voorbeelden van verwijswoorden: hij, zij, dat, die en daar.
Slide 3 - Tekstslide
Verwijswoorden in een schema
Kies het juiste verwijswoord:
mannelijk/vrouwelijk? Kijk in het woordenboek.
het-woorden (onzijdig)
het, zijn
dat, dit
de-woorden (mannelijk)
hij, hem, zijn
die, deze
de-woorden (vrouwelijk)
zij/ze, haar
die, deze
meervoud
zij/ze, hen, hun
die, deze
Slide 4 - Tekstslide
Voorbeeld
Verwijswoorden
De man
werd verdacht van diefstal, omdat
hij
zich verdacht gedroeg in de winkelstraat.
Hij
verwijst naar
de man
Slide 5 - Tekstslide
Voorbeeld
Mijn vriendin
,
die
vandaag jarig is, geeft volgende week een groot feest.
Die
verwijst naar
mijn vriendin
Slide 6 - Tekstslide
Vanessa komt uit Ghana, dat is een mooi land.
Wat is hier het verwijswoord?
A
Vanessa
B
Ghana
C
land
D
dat
Slide 7 - Quizvraag
De sporters zijn klaar met de wedstrijd. Zij zijn erg moe.
Wat is het verwijswoord in deze zin?
A
De sporters
B
De wedstrijd
C
Zijn
D
Zij
Slide 8 - Quizvraag
Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?
het experiment
A
deze experiment
B
dit experiment
Slide 9 - Quizvraag
Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?
het publiek
A
deze publiek
B
dit publiek
Slide 10 - Quizvraag
Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?
het voorwerp
A
deze voorwerp
B
dit voorwerp
Slide 11 - Quizvraag
Met welke verwijswoorden wijs je naar
de-woorden?
A
die - dat
B
die - deze
C
dit - deze
D
dat - dit
Slide 12 - Quizvraag
Met welke verwijswoorden wijs je naar
het-woorden?
A
die - dat
B
die - deze
C
dit - deze
D
dat - dit
Slide 13 - Quizvraag
Welk verwijswoord hoort erbij:
De man ... daar loopt.
A
Deze
B
Die
C
Dit
D
Dat
Slide 14 - Quizvraag
Formuleren (verwijswoorden)
''Je moet even doorfietsen naar de volgende pinautomaat, want ... hier doet het niet.''
A
het
B
dit
C
dat
D
deze
Slide 15 - Quizvraag
huiswerk
maak opdracht 3 & 4
blz 100 - 101
Slide 16 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Blok 2 Lezen les 2
September 2023
- Les met
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 3
Verwijswoorden 3 Basis
Oktober 2024
- Les met
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 3
6. Lezen: verwijswoorden
Maart 2024
- Les met
15 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 3
6. Lezen: verwijswoorden
Maart 2024
- Les met
15 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 3
6. Lezen: verwijswoorden
Maart 2024
- Les met
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 3
Blok 2 Lezen deel 1
November 2024
- Les met
32 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 3
Verwijswoorden
8 dagen geleden
- Les met
27 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
25 okt /26 okt
Oktober 2024
- Les met
15 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3