Als ik een broodje in de kantine haal, ben ik €3,20 kwijt. Als ik hetzelfde broodje zelf ga maken, ben €1,30 kwijt. Wat is het verschil in € tussen de onbetaalde en betaalde productie?
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2
In deze les zitten 25 slides, met tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Als ik een broodje in de kantine haal, ben ik €3,20 kwijt. Als ik hetzelfde broodje zelf ga maken, ben €1,30 kwijt. Wat is het verschil in € tussen de onbetaalde en betaalde productie?
Slide 1 - Tekstslide
Op mijn werk krijg ik €3,50 per uur betaald. Ik werk 8 uur op een dag en vijf dagen per week. Iedere dag gaat er €1,50 van mijn loon af, omdat ik mijn lunch via mijn werk heb geregeld. Hoe veel verdien ik per week?
Slide 2 - Tekstslide
Deel : geheel x 100 = %
In mijn dagelijkse bezigheden ben ik 2 uur bezig met huishoudelijk werk, zorg ik 3 uur voor de kinderen, 1 uur besteed ik aan klussen & tuinieren en werk ik 7 uur voor een baas. Hoe veel procent van mijn dagelijkse bezigheden besteed ik aan betaald werk?
Slide 3 - Tekstslide
Op mijn spaarrekening staat €2000. Bij SNS bank krijg ik aan het einde van het jaar 2,5% rente. Bij de Regiobank zou ik 2,9% rente kunnen krijgen. Hoe veel euro rente ontvang ik aan het einde van het jaar meer door voor de Regiobank te kiezen?
Slide 4 - Tekstslide
Week <-> Jaar <-> Maand
Voor mijn krantenwijk verdien ik €7,50 per week. Hoe veel verdien ik per maand?
Voor het werk bij mijn vader verdien ik €50 per maand, hoe veel verdien ik daar per week?
Slide 5 - Tekstslide
Dit jaar verdiende ik €2583 per maand. Na de zomer komt er een loonsverhoging van 4%. Wat wordt mijn nieuwe maandloon?
Rond je antwoord af op twee cijfers achter de komma.
Slide 6 - Tekstslide
Behoeften
Je hebt trek.
Produceren
Je gaat boodschappen doen en/of koken.
Consumeren
Je eet het op.
Buitenshuis
Thuis
*Wens
*Maken
*Vervullen
Schaarste
Middelen
Tijd
Slide 7 - Tekstslide
Produceren
Produceren = het maken van goederen en het leveren van diensten
Slide 8 - Tekstslide
Consumeren
Het kopen van producten en diensten waarmee je je behoeften voorziet noemt je consumeren.
Consumptiepatroon is de manier waarop mensen hun producten kopen.
Slide 9 - Tekstslide
Behoeften
Primaire behoeften:
Noodzakelijke behoeften, zoals voeding, kleding en woonruimte.
Secundaire behoeften:
Alle overige behoeften die je hebt om je leven aangenamer te maken. (luxe goederen en diensten)
Primaire behoeften
Secundaire behoeften
Je hebt middelen nodig om in je behoeften te voorzien (bijvoorbeeld tijd en geld)
Je moet prioriteiten stellen (wat is op dit moment het belangrijkste?)
Schaarste vs vrije goederen (is er een tekort?)
Slide 10 - Tekstslide
Productie
We maken onderscheid tussen:
- Betaalde productie, iets doen of maken tegen betaling
- Onbetaalde prodcutie, iets doen of maken zonder betaald te worden
Slide 11 - Tekstslide
Productie vervolg
- Hulpmiddelen
3 Productiefactoren
Arbeid (werknemers, arbeiders)
Natuur (grondstoffen en energie)
Kapitaalgoederen (machines, gebouwen)
Kopen van kapitaalgoederen = investeren
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Video
1. Bedrag : 100 x % = €
Twee formules die je MOET weten
2. Deel : Geheel x 100 = %
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Arbeidsomstandigheden
Slide 16 - Tekstslide
Arbowet
In de Arbowet staan regels voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden
Slide 17 - Tekstslide
Arbeidsmotieven
Arbeidsmotieven = redenen om te werken
Geld verdienen
Nuttig of zinvol bezig zijn
Contacten met anderen
Slide 18 - Tekstslide
Arbeidsmotieven
Betaald werk:
Loon
Samenwerken met collega's
Arbeidsmotieven
Onbetaald werk thuis:
Werktijd indelen
Zorg (voor kinderen)
Slide 19 - Tekstslide
Deeltijd of voltijd?
Deeltijdbaan of parttimebaan: - Je werkt minder dan het volledige aantal uren. - Je kunt wel gewoon in vaste dienst zijn.
Voltijdbaan of fulltimebaan: - Je werkt het volledige aantal uren. - circa 36 uur
Slide 20 - Tekstslide
Wat is een Arbeidsovereenkomst?
Als je gaat werken voor een baas krijg je
een arbeidsovereenkomst. Hier staan
staan afspraken in over de rechten en
plichten van werknemers en werkgevers.
Denk aan werktijden, aantal uur per week
en contractduur.
Extra
Slide 21 - Tekstslide
Arbeidsovereenkomst
CAO = Collectieve ArbeidsOvereenkomst
Individuele arbeidsovereenkomst
Bedrijfstak
1 Werknemer
Extra
Slide 22 - Tekstslide
Wanneer kan een arbeidsovereenkomst eindigen?
De arbeidsovereenkomst kan eindigen:
in de proefperiode;
op de afgesproken einddatum (bij een tijdelijke arbeidsovereenkomst);
na een opzegtermijn (bij een vaste arbeidsovereenkomst).
Extra
Slide 23 - Tekstslide
Milieu
Schade door productie aan milieu:
afvalstoffen, geluidshinder, luchtvervuiling
Maatschappelijke kosten = de maatschappij draait ervoor op!