Les 6

Goedemiddag




Leg je spullen klaar op het hoekje
 van je tafel.
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Goedemiddag




Leg je spullen klaar op het hoekje
 van je tafel.

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- 10 min lezen
- Cursus 7 spelling § 2
- Cursus meer dan lezen § 2
- evaluatie
- huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

10 min lezen

Slide 3 - Tekstslide

Lezen 

Slide 4 - Tekstslide

Doel
Na deze les weet je hoe je achter het onderwerp van een tekst of filmpje komt.

Slide 5 - Tekstslide

Hoe bepaal jij wat het onderwerp
van een tekst of filmpje is?

Slide 6 - Woordweb

Theorie
Alle teksten, programma’s en films gaan ergens over. Ze hebben een onderwerp. Dat geldt ook voor alles wat jij zelf maakt: ook jouw teksten hebben een onderwerp. Het is handig als je publiek snel weet wat het onderwerp van je tekst of programma is.

Zo zorg je ervoor dat jouw onderwerp duidelijk is
  • Zorg voor een duidelijke titel. Een goede titel is kort en duidelijk en geeft aan wat er aan de hand is, hoe iets gebeurd is of waarom iets gebeurd is.
  • Zorg ervoor dat je het onderwerp in de inleiding noemt en met behulp van synoniemen of omschrijvingen vaak laat terugkomen.
  • Gebruik tussenkopjes in teksten.
  • Zoek een afbeelding die bij je onderwerp past.




Slide 7 - Tekstslide

Zelf aan de slag met het onderwerp
Stappenplan
Je mag gebruikmaken van de teksten in deze paragraaf. Schrijf samen de teksten die jullie om de beurt uitspreken.
Stappenplan
• Neem de uitzending op met een smartphone of presenteer die live.
• Maak in het begin van de uitzending duidelijk wat het onderwerp is.
• Laat het onderwerp tijdens de uitzending een paar keer terugkomen door een synoniem of een omschrijving te gebruiken.
• Begin de uitzending met jullie voor te stellen.
• Spreek duidelijk verstaanbaar.



Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag
Cursus 1 Meer dan lezen
§ 2 onderwerp
Opdracht 8B

Slide 9 - Tekstslide

Spelling 

Slide 10 - Tekstslide

Doel
Je leert de bijvoeglijk naamwoorden correct te spellen.

Slide 11 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van
een bijvoeglijk naamwoord

Slide 12 - Woordweb

Theorie
De meeste bijvoeglijke naamwoorden hebben een korte vorm en een lange vorm
– lekker: een lekker dessert; het lekkere dessert.
– lang: een lang verhaal; het lange verhaal.
Zo maak je de lange vorm van een bijvoeglijk naamwoord
Zet een -e achter het woord: klein → kleine; sterk → sterke; nieuw → nieuwe.
Let op: soms moet je daarnaast
  • een -f- in een -v- veranderen (de f/v-regel): lief → lieve; naïef → naïeve.
  • een -s- in een -z- veranderen (de s/z-regel): grijs → grijze; serieus → serieuze.
  • de laatste letter (medeklinker) verdubbelen: fris → frisse; glad → gladde.
  • een a, e, o of u (klinker) weghalen: traag → trage; zuur → zure.








Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag
Cursus 7 spelling
§ 3 bijvoeglijk naamwoord
Opdracht 1, 2, 3, 4

Slide 14 - Tekstslide