De meeste bijvoeglijke naamwoorden hebben een korte vorm en een lange vorm– lekker: een lekker dessert; het lekkere dessert.
– lang: een lang verhaal; het lange verhaal.
Zo maak je de lange vorm van een bijvoeglijk naamwoord
Zet een -e achter het woord: klein → kleine; sterk → sterke; nieuw → nieuwe.
Let op: soms moet je daarnaast
- een -f- in een -v- veranderen (de f/v-regel): lief → lieve; naïef → naïeve.
- een -s- in een -z- veranderen (de s/z-regel): grijs → grijze; serieus → serieuze.
- de laatste letter (medeklinker) verdubbelen: fris → frisse; glad → gladde.
- een a, e, o of u (klinker) weghalen: traag → trage; zuur → zure.