Les 5 Spelling - Bijvoeglijk naamwoord

Welkom!
Jas aan de kapstok.
Geen telefoons, geen kauwgom.

Op tafel:
leesboek en laptop (dicht)
timer
5:00
socialiseren
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Jas aan de kapstok.
Geen telefoons, geen kauwgom.

Op tafel:
leesboek en laptop (dicht)
timer
5:00
socialiseren

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag:
  • Stil lezen
  • praten over je boek
  • lesdoel
  • korte herhaling en instructie
  • zelfstandig werken
  • evaluatie

Slide 2 - Tekstslide

timer
8:00

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het eind van de les kan ik aanhalingstekens en dubbele punten op de juiste manier gebruiken. Ik kan bijvoeglijke naamwoorden herkennen en de korte en de lange vormen van het bijvoeglijk naamwoord goed spellen. 

Slide 5 - Tekstslide

Herhaling
Wanneer gebruik je een dubbele punt?
- Als je iets aankondigt of opsomt
- Als je iemand citeert

Wat was ook alweer een citaat?

Slide 6 - Tekstslide

Herhaling
Als je iemands woorden precies opschrijft zoals hij ze uitsprak, gebruik je ook een dubbele punt. Dat heet een citaat.
  • Je kondigt het citaat aan met een dubbele punt.
  • Je zet de woorden die gezegd zijn tussen aanhalingstekens.
  • Het citaat begint altijd met een hoofdletter.

Slide 7 - Tekstslide

Instructie bijvoeglijk naamwoord
Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

De meeste bijvoeglijk naamwoorden hebben een korte vorm (zonder e) en een lange vorm (met een e). 

Slide 8 - Tekstslide

Instructie bijvoeglijk naamwoord
Bijvoorbeeld: 

lekker: een lekker dessert; het lekkere dessert;

saai: een saai verhaal; het saaie verhaal.

Wat valt je op?

Slide 9 - Tekstslide

Instructie bijvoeglijk naamwoord
Zo maak je de lange vorm van een bijvoeglijk naamwoord:
Zet een -e achter het woord: klein → kleine; sterk → sterke; nieuw → nieuwe.
Let op, soms moet je daarnaast:
een -f- in een -v- veranderen (de f/v-regel): lief → lieve; naïef → naïeve;
een -s- in een -z- veranderen (de s/z-regel): grijs → grijze; serieus → serieuze;
 de laatste letter (medeklinker) verdubbelen: fris → frisse; glad → gladde;
een a, e, o of u (klinker) weghalen: traag → trage; zuur → zure.

Slide 10 - Tekstslide

Instructie bijvoeglijk naamwoord
Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden eindigen meestal op -en

houten, papieren, wollen, maar niet altijd (een polyester T-shirt).

Slide 11 - Tekstslide

Toepassen
Deze trui is rood. Deze trui is gemaakt van wol. 
Maak twee zinnen. Gebruik 1x de kleur als bijvoeglijk naamwoord en gebruik in de andere zin het materiaal als bijvoeglijk naamwoord. (stoffelijk) 

Slide 12 - Tekstslide

Toepassen
Nog een keer, maar dan met deze beker. De beker is geel, de beker is gemaakt van plastic. 

Slide 13 - Tekstslide

Toepassen
Cursus 7 - 
paragraaf 5- Bijvoeglijk naamwoord.
opdracht 1 tot en met 5 helemaal af. 
Klaar? Dan mag je verder werken. 
Klaar met alles? Dan ga je verder met het maken van de oefentoets of thema A - water

Slide 14 - Tekstslide

Evaluatie en huiswerk
Wat was het lesdoel? Heb je dit doel behaald?


                                                 Voor de volgende les heb je alle 
                                                  opdrachten van paragraaf 4 en 5 helemaal af. 

Slide 15 - Tekstslide