1) 24 | Fronto les 1 Communiceren met klant 1

WELKOM 
Frontoffice
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
FrontofficeMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

WELKOM 
Frontoffice

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stichting Praktijkleren - Business Services - Leermiddelen Basisdeel
Frontoffice

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze week: Taakmodule Communiceren met de klant 1
Elke taakmodule heeft
Regels = Opdrachten

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Frontoffice
Waar denk je aan?

Slide 4 - Woordweb

Front office staat voor het deel van een organisatie dat in contact komt met klanten. Denk hierbij aan de marketing afdeling, verkoop of klantondersteuning.
Welkom!
Taakmodule 
Communiceren met de klant 1

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Wat zijn interne klanten?
2. En wat zijn externe klanten?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een klant? 
Verschil tussen interne en externe klanten
Interne klanten = zijn je contacten en relaties binnen de eigen organisatie, zoals een collega of leidinggevende. 
Externe klanten = contacten of relaties buiten de eigen organisatie

Klant koopt iets, een cliënt maakt gebruik van een dienst. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herkenbaar? 
Je bent in gesprek of je luistert naar een presentatie en dan gebeurt er dit: 
- je gedachten dwalen af 
- je begint te tekenen 
- je luistert passief 

Hoe komt dat denk je? 


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Luister actief! 
- Maak oogcontact 
- Zorg voor een vriendelijke gezichtsuitdrukking 
- Maak instemmende geluiden 
- Knik regelmatig met je hoofd 

Wat is een goede luisterhouding ? 
open vs gesloten lichaamshouding 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goed spreken 
Let op: 
volume, tempo, toon, uitspraak 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het ruist? 
In het proces van zenden en ontvangen kan er van alles misgaan.  
Dit noemen we ruis. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het ruist? 
Interne ruis = speelt zich af in iemands eigen hoofd. Voorbeeld? 

Externe ruis = komt van buiten. Voorbeeld? 

Gevolgen van ruis= miscommunicatie, boodschap komt niet goed over. 

Slide 13 - Tekstslide

Interne ruis: hoofdpijn, tijdgebrek, ander uitgangspunt
Externe ruis: omgevingsgeluid, afwijkend kleding, slechte verbinding, dialect


Oorzaken van ruis:
1. De zender is belangrijke informatie vergeten
2. De boodschap wordt verkeerd of maar gedeeltelijk "uitgepakt"
3. het medium is niet geschikt voor de boodschap
Het ruist? 
Maak nu de opdrachten:


Slide 14 - Tekstslide

Interne ruis: hoofdpijn, tijdgebrek, ander uitgangspunt
Externe ruis: omgevingsgeluid, afwijkend kleding, slechte verbinding, dialect


Oorzaken van ruis:
1. De zender is belangrijke informatie vergeten
2. De boodschap wordt verkeerd of maar gedeeltelijk "uitgepakt"
3. het medium is niet geschikt voor de boodschap
Communicatievormen
Communicatie = het uitwisselen van informatie

1. Wat verbale communicatie?
2. Wat is non-verbale communicatie

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Communicatievormen 
Communicatie = het uitwisselen van informatie 

Verbaal: boodschap overbrengen met woorden (mondeling of schriftelijk). 

Non-verbale communicatie: boodschap overbrengen zonder woorden. Voorbeeld: lichaamstaal, gebaren

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communicatievormen 
Directe informatie = alle vormen van communicatie waarbij de ontvanger direct kan reageren. Voorbeeld? 
Indirecte informatie= de boodschap wordt niet direct ontvangen. Je krijgt niet direct een antwoord terug. Voorbeeld? 
Eenzijdige communicatie = eenrichtingsverkeer. Voorbeeld? 
Meerzijdige communicatie= je bent zowel zender als ontvanger. Voorbeeld? 

Slide 17 - Tekstslide

Eenzijdige communicatie: kranten, boeken, films
Communicatievormen 
Maak nu de opdrachten:



Slide 18 - Tekstslide

Eenzijdige communicatie: kranten, boeken, films
Communicatievormen 

Slide 19 - Tekstslide

Eenzijdige communicatie: kranten, boeken, films
Heel (in)formeel 
Het is belangrijk om te snappen wat voor taal je moet gebruiken in een bepaalde situatie.

Je leidinggevende aanspreken met ‘Yo bro’ is niet gepast. Maar bij je vriendengroep is dat misschien juist een gebruikelijke begroeting. 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heel (in)formeel 

Formeel taalgebruik is de vorm waarin zakelijke of plechtige woorden en woordcombinaties gebruikt worden. Wanneer gebruik je het?

Informeel taalgebruik is losser, niet zakelijk. Wanneer gebruik je het?

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak nu de opdrachten:

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen?
Stel ze als je er niet uitkomt!

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies