In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Bij welke "denker" past het nadenken over de rol van God in wat er op aarde gebeurt?
A
Spinoza
B
John Locke
C
Montesquieu
D
Socrates
Slide 1 - Quizvraag
Waarom is de Trias Politica belangrijk?
A
Voorkomt machtsmisbruik
B
Meer mensen besturen het land
C
Koning wil ondersteuning
D
Wilde Montesquieu
Slide 2 - Quizvraag
Maatregel pas wel bij een verlicht absoluut vorst
Maatregel past niet bij een verlicht absoluut vorst
De vorst verhoogt de belasting op grond en gebouwen; de kerk hoeft deze belasting niet te betalen:
De vorst benoemt John, de zoon van een timmerman, tot kapitein in het leger vanwege zijn kwaliteiten
Om overstromingen in de toekomst te voorkomen, richt de vorst een instituut van waterbouwkunde op
De vorst besluit dat burgers in steden met meer dan 10.000 inwoners hun eigen bestuur mogen kiezen
Slide 3 - Sleepvraag
Om welke reden schaften sommige verlichte vorsten wel bepaalde privileges van de kerk af, zoals vrijstelling van het betalen van bepaalde belastingen, maar niet de privileges van de adel?
A
De adel bezat militaire macht, de kerk niet. De kerk kon zich daardoor moeilijker verdedigen tegen een koning.
B
De kerk was rijker dan de adel en was daardoor een belangrijk doelwit van verlichte vorsten op zoek naar geld.
C
Het volk luisterde vooral naar de adel, niet naar de kerk. De kerk kon dus gemakkelijker worden aangepakt.
D
Veel verlichte vorsten moesten weinig van religie hebben. De macht van de kerk moest daarom worden verkleind.
Slide 4 - Quizvraag
In de Nederlandse Republiek hadden burgers een relatief grote vrijheid van meningsuiting. Welke twee verklaringen hiervoor zijn juist?
A
Burgers in de Republiek hadden het hoogste inkomen per hoofd van de bevolking in Europa.
B
Censuur in de Republiek was gemakkelijk te omzeilen door het versnipperde bestuur.
C
In de Republiek bestond een relatief hoge mate van religieuze tolerantie.
D
In landen zonder een vorst hebben burgers altijd meer vrijheid dan in landen met een vorst.
Slide 5 - Quizvraag
Wat houdt verlicht absolutisme in?
A
Het volk had geen inspraak in het bestuur, maar de vorst zorgde wel voor zijn volk.
B
De vorst werd afgezet.
C
De vorst heeft geen macht meer.
D
Er is een gekozen volksvertegenwoordiging aan de macht.
Slide 6 - Quizvraag
Welke van de onderstaande verlichte maatregelen werd niet door Catharina de Grote doorgevoerd:
A
Investeren in kunst en boekdrukken
B
Investeren in onderwijs
C
Investeren in gezondheidszorg
D
Afschaffen lijfeigenschap
Slide 7 - Quizvraag
Verlicht absolutisme
Ancien regime
Frankrijk
Koning heeft macht gekregen van god
Onderwijs is belangrijk
Koning is dienaar van het volk
Slide 8 - Sleepvraag
Leg uit wat de relatie is tussen het modern imperialisme en de industrialisatie?
Slide 9 - Open vraag
Noem een politieke en een economische oorzaak voor de Franse revolutie
Slide 10 - Open vraag
Noem 3 uitgangspunten van het liberalisme
Slide 11 - Open vraag
Waarom was het 'socialisme' een emancipatiebeweging?
Slide 12 - Open vraag
Wat was het argument van Thorbecke om een streng censuskiesrecht in te voeren?
Slide 13 - Open vraag
Leg de volgende begrippen uit en het onderlinge verband. - trans-Atlantische slavenhandel - plantagekoloniën - handelskapitalisme
Slide 14 - Open vraag
Twee gebeurtenissen: I In 1621 liep het Twaalfjarig Bestand af. II In hetzelfde jaar werd de WIC opgericht. Leg het verband tussen deze twee gebeurtenissen uit.
Slide 15 - Open vraag
Waarom werd, in 1609, het Twaalfjarig Bestand gesloten?
Slide 16 - Open vraag
Wat heeft de boekdrukkunst te maken met de wetenschappelijke revolutie?
Slide 17 - Open vraag
Noem één reden waarom Johan van Oldenbarnevelt een voorstander was van het Twaalfjarig Bestand en Maurits een tegenstander.
Slide 18 - Open vraag
Waarom past Spinoza bij de Verlichting?
Slide 19 - Open vraag
Wat wordt er op het Congres van Wenen besloten over NL?
Slide 20 - Open vraag
Ook veel overtuigde christenen steunden het abolitionisme. Leg dit uit.
Slide 21 - Open vraag
Maar wat is er dan niet verlicht aan het handelen van Napoleon?
Slide 22 - Open vraag
Wat is het verband tussen de verlichting en de afschaffing van de slavernij? (Abolitionisme)
Slide 23 - Open vraag
Wat is het Congres van Wenen, wat waren de doelen en in hoeverre slaagde men in die doelen?
Slide 24 - Open vraag
Wie heeft uiteindelijk gewonnen in NL? De orangisten of de regenten? Leg uit.
Slide 25 - Open vraag
In de loop van de achttiende eeuw ging het handelskapitalisme over in het industrieel kapitalisme. Leg uit wat het verschil is tussen beiden en dat er bij de overgang van het handelskapitalisme naar het industrieel kapitalisme zowel sprake was van continuïteit als verandering.
Slide 26 - Open vraag
Hoe leidde de tolerantie tot de Wetenschappelijke Revolutie?
Slide 27 - Open vraag
Wat was de macht van de koning in de periode van het Ancien Régime ?
Slide 28 - Open vraag
De wetenschappelijke revolutie is gebaseerd op empirisme. Wat is dat?
Slide 29 - Open vraag
Twee gegevens: 1. Staatsgezinde mensen vonden de soevereiniteit van de gewesten het belangrijkst in de Republiek.; 2. Oranjegezinde mensen vonden de macht van de stadhouder belangrijker dan de soevereiniteit van de gewesten. In de zomer van 1672 (Rampjaar) werden veel staatsgezinde regenten afgezet en opgejaagd door Oranjegezinde regenten. Leg uit waarom staatsgezinde regenten de schuld kregen van het verliezen van de oorlog met Frankrijk en Engeland.
Slide 30 - Open vraag
De moedernegotie is een oorzaak voor het opkomen van commerciële landbouw. Leg dit uit.
Slide 31 - Open vraag
Op de bron zie je de stapelmarkt.
a) Wat hield de stapelmarkt in? b) Hoe herken je dit in de bron?
Slide 32 - Open vraag
Leg in eigen woorden uit wat de Glorious Revolution is en waarom die zo wordt genoemd.
Slide 33 - Open vraag
Is dit schilderij een voorbeeld van burger- of hofcultuur? Leg je antwoord uit met twee beeldelementen. (Klaar? Bedenk wat de bedoeling is van dit schilderij)
Slide 34 - Open vraag
Wat heeft de opkomst van socialisme te maken met de sociale kwestie?
Slide 35 - Open vraag
Waarom was de pacificatie van 1917 een overwinning voor de confessionelen en een teleurstelling voor de feministen?
Slide 36 - Open vraag
Hoe 'verlicht' was de radicale fase (terreur) van de Franse revolutie? Noem een argument voor en tegen.
Slide 37 - Open vraag
Gebruik bron 1. De opvatting van Frederik de Grote in deze bron past bij het verlicht absolutisme. Toon dit aan.
Slide 38 - Open vraag
Waarom was de Bataafse revolutie een democratische revolutie?
Slide 39 - Open vraag
Je kunt het liberalisme zien als erfgenaam van de verlichting en als reactie op het absolutisme. Leg beide verbanden uit!
Slide 40 - Open vraag
Leg uit waardoor het feminisme aanvankelijk vooral een beweging was van vrouwen uit de hogere burgerij