Wat moet je leren voor het proefwerk van de toetsweek?
Hoofdstuk 1:
Lezen: vaste tekststructuren (1)
Woordenschat: stijlfiguren (1) herhaling, tegenstelling, opsomming, drieslag, climax, omgekeerde climax
Woordraadstrategieën: Hoe kun je de betekenis van een woord achterhalen in een tekst?
Grammatica: betrekkelijk voornaamwoord (en antecedent)