D2-L3

Noteer de zin die wordt voorgelezen. Opgelet! Een zin begint met een hoofdletter en eindigt met een eindleesteken.
1 / 33
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Noteer de zin die wordt voorgelezen. Opgelet! Een zin begint met een hoofdletter en eindigt met een eindleesteken.

Slide 1 - Open vraag

Noteer de zin die wordt voorgelezen. Opgelet! Een zin begint met een hoofdletter en eindigt met een eindleesteken.

Slide 2 - Open vraag

Noteer de zin die wordt voorgelezen. Opgelet! Een zin begint met een hoofdletter en eindigt met een eindleesteken.

Slide 3 - Open vraag

Noteer de zin die wordt voorgelezen. Opgelet! Een zin begint met een hoofdletter en eindigt met een eindleesteken.

Slide 4 - Open vraag

1 Lees onderstaande tekstfragmenten luidop.
Justin slentert naar huis want als hij snel loopt ziet hij er bang uit op het veldje vlak bij zijn huis wordt er gevoetbald hij blijft op de andere stoep en kijkt niet opzij als hij er voorbij is haalt hij opgelucht adem maar opeens hoort hij rennende voetstappen en wordt hij van achteren opgetild hij hijgt van schrik het zijn heel veel handen die hem vasthebben hij weet niet van wie en dan keren ze hem om

Slide 5 - Tekstslide

a) Lukte het goed om het tekstje voor te lezen?
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quizvraag

b) Wat maakte het lezen moeilijk?

Slide 7 - Open vraag

We zijn zo terug ...

Verlaat deze site niet.
 
Vergrendel je gsm zodat je straks terug kan verdergaan.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Sleepvraag

We zijn zo terug ...

Verlaat deze site niet.
 
Vergrendel je gsm zodat je straks terug kan verdergaan.

Slide 10 - Tekstslide

Lees dit fragment. Noteer daarna de eerste mededelende zin die je terugvindt.
 Odessa legde haar hand op de klink. Een schorre stem klonk uit de brievenbus. 'Stop! Eerst het antwoord!' Odessa keek Cornelius vragend aan. 'Je moet een antwoord geven, dan pas gaat ze open.' Hij tikte tegen zijn voorhoofd. Odessa had nog nooit tegen een deur gepraat. 'Oei! Hoe kan ik een antwoord geven als je geen vraag stelt?' vroeg ze. 
timer
1:00

Slide 11 - Tekstslide

Lees dit fragment. Noteer daarna de eerste mededelende zin die je terugvindt. Odessa legde haar hand op de klink. Een schorre stem klonk uit de brievenbus. 'Stop! Eerst het antwoord!' Odessa keek Cornelius vragend aan. 'Je moet een antwoord geven, dan pas gaat ze open.' Hij tikte tegen zijn voorhoofd. Odessa had nog nooit tegen een deur gepraat. 'Oei! Hoe kan ik een antwoord geven als je geen vraag stelt?' vroeg ze.

Slide 12 - Open vraag

Lees dit fragment. Noteer daarna de eerste vragende zin die je terugvindt.
 Odessa legde haar hand op de klink. Een schorre stem klonk uit de brievenbus. 'Stop! Eerst het antwoord!' Odessa keek Cornelius vragend aan. 'Je moet een antwoord geven, dan pas gaat ze open.' Hij tikte tegen zijn voorhoofd. Odessa had nog nooit tegen een deur gepraat. 'Oei! Hoe kan ik een antwoord geven als je geen vraag stelt?' vroeg ze. 
timer
1:00

Slide 13 - Tekstslide

Lees dit fragment. Noteer daarna de eerste vragende zin die je terugvindt. Odessa legde haar hand op de klink. Een schorre stem klonk uit de brievenbus. 'Stop! Eerst het antwoord!' Odessa keek Cornelius vragend aan. 'Je moet een antwoord geven, dan pas gaat ze open.' Hij tikte tegen zijn voorhoofd. Odessa had nog nooit tegen een deur gepraat. 'Oei! Hoe kan ik een antwoord geven als je geen vraag stelt?' vroeg ze.

Slide 14 - Open vraag

Lees dit fragment. Noteer daarna de eerste uitroepende zin die je terugvindt.
 Odessa legde haar hand op de klink. Een schorre stem klonk uit de brievenbus. 'Stop! Eerst het antwoord!' Odessa keek Cornelius vragend aan. 'Je moet een antwoord geven, dan pas gaat ze open.' Hij tikte tegen zijn voorhoofd. Odessa had nog nooit tegen een deur gepraat. 'Oei! Hoe kan ik een antwoord geven als je geen vraag stelt?' vroeg ze. 
timer
1:00

Slide 15 - Tekstslide

Lees dit fragment. Noteer daarna de eerste uitroepende zin die je terugvindt. Odessa legde haar hand op de klink. Een schorre stem klonk uit de brievenbus. 'Stop! Eerst het antwoord!' Odessa keek Cornelius vragend aan. 'Je moet een antwoord geven, dan pas gaat ze open.' Hij tikte tegen zijn voorhoofd. Odessa had nog nooit tegen een deur gepraat. 'Oei! Hoe kan ik een antwoord geven als je geen vraag stelt?' vroeg ze.

Slide 16 - Open vraag

Lees dit fragment. Noteer daarna de eerste bevelende zin die je terugvindt.
 Odessa legde haar hand op de klink. Een schorre stem klonk uit de brievenbus. 'Stop! Eerst het antwoord!' Odessa keek Cornelius vragend aan. 'Je moet een antwoord geven, dan pas gaat ze open.' Hij tikte tegen zijn voorhoofd. Odessa had nog nooit tegen een deur gepraat. 'Oei! Hoe kan ik een antwoord geven als je geen vraag stelt?' vroeg ze. 
timer
1:00

Slide 17 - Tekstslide

Lees dit fragment. Noteer daarna de eerste bevelende zin die je terugvindt. Odessa legde haar hand op de klink. Een schorre stem klonk uit de brievenbus. 'Stop! Eerst het antwoord!' Odessa keek Cornelius vragend aan. 'Je moet een antwoord geven, dan pas gaat ze open.' Hij tikte tegen zijn voorhoofd. Odessa had nog nooit tegen een deur gepraat. 'Oei! Hoe kan ik een antwoord geven als je geen vraag stelt?' vroeg ze.

Slide 18 - Open vraag

Welk soort vraag is:
'Wanneer komen jullie vanavond?'
A
een ja-neevraag
B
een vraagwoordvraag
C
een aanhangselvraag
D
een intonatievraag

Slide 19 - Quizvraag

Welk soort vraag is:
'Morgen gaan we naar de bioscoop?'
A
een ja-neevraag
B
een vraagwoordvraag
C
een aanhangselvraag
D
een intonatievraag

Slide 20 - Quizvraag

Welk soort vraag is:
'Zag je gisteren die film op tv?'
A
een ja-neevraag
B
een vraagwoordvraag
C
een aanhangselvraag
D
een intonatievraag

Slide 21 - Quizvraag

Welk soort vraag is:
'Het is je gelukt, niet?'
A
een ja-neevraag
B
een vraagwoordvraag
C
een aanhangselvraag
D
een intonatievraag

Slide 22 - Quizvraag

Is deze zin bevestigend of ontkennend?
'Ik kan het niet laten!'
A
ontkennende zin
B
bevestigende zin

Slide 23 - Quizvraag

Is deze zin bevestigend of ontkennend?
'Dat weet ik toch!'
A
ontkennende zin
B
bevestigende zin

Slide 24 - Quizvraag

Waar of niet?
Elke soort zin kan zowel bevestigend als ontkennend zijn.
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quizvraag

Luister naar de intonatie van de zinnen duid aan wat past.
A
een mededelende zin
B
een uitroepende zin
C
een vragende zin
D
een bevelende zin

Slide 26 - Quizvraag

Welk eindleesteken heb je dan?
A
eindleesteken ! (uitroepteken)
B
eindleesteken . (punt)
C
eindleesteken ? (vraagteken)

Slide 27 - Quizvraag

Luister naar de intonatie van de zinnen duid aan wat past.
A
een mededelende zin
B
een uitroepende zin
C
een vragende zin
D
een bevelende zin

Slide 28 - Quizvraag

Welk eindleesteken heb je dan?
A
eindleesteken ! (uitroepteken)
B
eindleesteken . (punt)
C
eindleesteken ? (vraagteken)

Slide 29 - Quizvraag

Luister naar de intonatie van de zinnen duid aan wat past.
A
een mededelende zin
B
een uitroepende zin
C
een vragende zin
D
een bevelende zin

Slide 30 - Quizvraag

Welk eindleesteken heb je dan?
A
eindleesteken ! (uitroepteken)
B
eindleesteken . (punt)
C
eindleesteken ? (vraagteken)

Slide 31 - Quizvraag

Luister naar de intonatie van de zinnen duid aan wat past.
A
een mededelende zin
B
een uitroepende zin
C
een vragende zin
D
een bevelende zin

Slide 32 - Quizvraag

Welk eindleesteken heb je dan?
A
eindleesteken ! (uitroepteken)
B
eindleesteken . (punt)
C
eindleesteken ? (vraagteken)

Slide 33 - Quizvraag