Toets ecologie 3 H 2023

Toets ecologie
Deze toets bestaat uit  44  vragen.
Je kunt hiervoor 61 punten behalen.

  • Als de pagina een witte achtergrond heeft, dan wordt er alleen informatie gegeven die je nodig hebt voor de vraag/vragen op de pagina's erna.
  • Afbeeldingen zijn te vergroten door erop te klikken. 

Succes!
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Toets ecologie
Deze toets bestaat uit  44  vragen.
Je kunt hiervoor 61 punten behalen.

  • Als de pagina een witte achtergrond heeft, dan wordt er alleen informatie gegeven die je nodig hebt voor de vraag/vragen op de pagina's erna.
  • Afbeeldingen zijn te vergroten door erop te klikken. 

Succes!

Slide 1 - Tekstslide

1.
In de afbeelding zie je een boom en vier omgevingsfactoren die de groei van de boom beïnvloeden.
Welke omgevingsfactoren in de afbeelding zijn abiotische factoren?

A
zonlicht, neerslag, rupsen en virussen
B
zonlicht en neerslag
C
rupsen en virussen
D
zonlicht, neerslag en virussen

Slide 2 - Quizvraag

2.
Welk van de volgende invloeden op het gedrag van vleermuizen is een biotische factor?
A
groepsgrootte
B
hoeveelheid licht
C
jaargetijde
D
het weer

Slide 3 - Quizvraag

3.
Door het broeikaseffect stijgt de gemiddelde temperatuur op aarde en komt extreem weer, zoals zware regenbuien, vaker voor.
Geef twee voorbeelden van broeikasgassen

Slide 4 - Open vraag

4.
Waarom ontstaat er meer neerslag als de oceanen warmer worden?

Slide 5 - Open vraag

5.
IJs weerkaatst meer zonnestraling dan water.
Leg uit hoe het smelten van zee-ijs de opwarming van de aarde versnelt.

Slide 6 - Open vraag

6.
Wat is het verschil tussen het broeikaseffect en het versterkte broeikaseffect?

Slide 7 - Open vraag

7.
Maak een correcte voedselketen

Slide 8 - Sleepvraag

8.
Sleep de juiste woorden naar de juiste plaatjes. Let op: sommige woorden worden niet gebruikt.
Autotroof
Heterotroof
Reducent
Consument
Producent
Producent
Reducent
Consument
Heterotroof
Autotroof
Heterotroof
Autotroof

Slide 9 - Sleepvraag

9.
In de Oostvaardersplassen wordt onderzoek gedaan naar de invloed van karpers op de waterkwaliteit. Karpers woelen de bodem om en maken daardoor het water troebel. Dit remt de fotosynthese van waterplanten, waardoor ze minder goed groeien.

Wat is de functie van fotosynthese in de koolstofkringloop?

A
koolstof aan de bodem afgeven
B
koolstof aan de lucht afgeven
C
koolstof uit de bodem opnemen
D
koolstof uit de lucht opnemen

Slide 10 - Quizvraag

10.
Reigers eten jonge karpers.
Leg uit hoe reigers bijdragen aan het biologisch evenwicht van waterplanten in de Oostvaardersplassen.

Slide 11 - Open vraag

11.
Waar maken de karpers en reigers in de Oostvaardersplassen beide deel van uit?
A
dezelfde biotoop
B
dezelfde levensgemeenschap
C
dezelfde populatie

Slide 12 - Quizvraag

12.
In de afbeelding zie je een deel van de voedselketen van de Oostvaardersplassen. De verschillende niveaus zijn met nummers weergegeven.
Van welk niveau zal de gezamenlijke biomassa van alle organismen het grootst zijn? Leg je antwoord uit.

Slide 13 - Open vraag

13.
Als je een hond hebt, vergroot dat je ecologische voetafdruk ongeveer evenveel als het dagelijks rijden in een auto.

Waarom heeft een hond als huisdier invloed op je ecologische voetafdruk?

Slide 14 - Open vraag

14.
Nederland heeft een totale oppervlakte van ongeveer vier miljoen hectare. Voor de gezamenlijke ecologische voetafdruk van alle honden in Nederland zou 10% van die totale oppervlakte nodig zijn. In Nederland leven ongeveer twee miljoen honden.

Bereken hoe groot de gemiddelde ecologische voetafdruk van een hond in Nederland is.
Schrijf ook je berekening op.

Slide 15 - Open vraag

IMPALA
Deze tekst en afbeelding hoort bij de  vraag op de volgende  pagina.

De impala leeft in Afrika in gebieden met grasland en acaciabomen. Impala’s leven in groepen die bestaan uit een mannetje met vrouwtjes en jongen.
Ze eten planten zoals bladeren van acacia’s en gras.
Ze moeten voortdurend opletten omdat ze een prooi zijn voor bijvoorbeeld leeuwen en luipaarden. 

Slide 16 - Tekstslide

15.
In de tekst worden verschillende organismen genoemd die deel uitmaken van een voedselweb. Dit voedselweb bestaat uit een aantal voedselketens.

Schrijf een voedselketen op met drie organismen die in de tekst worden genoemd.

Slide 17 - Open vraag

16.
Merels en mussen die leven in het zelfde bos behoren tot dezelfde populatie
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

17.
Populaties maken deel uit van een ecosysteem.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

18.
Tot welk niveau reken je in de biologie een duingebied met konijnen, vossen, vogels en allerlei soorten planten?
A
Biosfeer
B
Populatie
C
Organisme
D
Ecosysteem

Slide 20 - Quizvraag

19.
Wat gebeurt er met de sprinkhaan als de buizerd in aantallen sterk afneemt?

Slide 21 - Open vraag

20.
Vul in het schema van het voedselweb de volgende organismen op de juiste plaats in (zie afbeelding). 
muggenlarve
snoek
kikkervisje
waterkever
baars
algen

Slide 22 - Sleepvraag

21.
Wat is een biologisch evenwicht?

A
De populatiegrootte schommelt om een evenwichtswaarde heen.
B
Geboorte, sterfte en migratie zorgen voor een biologisch evenwicht.
C
antwoord A en B zijn goed
D
antwoord A en B zijn beiden fout.

Slide 23 - Quizvraag

Schimmelkwekende termieten
In Zuid-Afrika leven verschillende soorten schimmelkwekende termieten. Deze termieten bouwen grote heuvels in het landschap die van binnen ingericht zijn met honderden gangen en kamers. In een aantal van deze kamers verzamelen de termieten dode plantenresten uit hun omgeving. Op deze plantenresten kweken de termieten een schimmel, de zogenoemde Termitomyces. De schimmel breekt de dode plantenresten af en maakt ze daardoor beter verteerbaar voor de termieten. De termieten voorzien deze schimmels van voedsel en bieden bescherming tegen andere schimmels. Wetenschappers vermoeden dat deze vorm van landbouw, met de termiet als boer en Termitomyces als gewas, al zo’n dertig miljoen jaar geleden is ontstaan.

Slide 24 - Tekstslide

22.
Lees de tekst ‘Schimmelkwekende termieten’.

Wat is de functie van de termieten in de voedselketen in Zuid-Afrika?

A
consumeren
B
produceren
C
reduceren

Slide 25 - Quizvraag

23.
Waarom is de schimmelkweek van de termieten vergelijkbaar met een monocultuur?

Slide 26 - Open vraag

24.
Geef twee voorbeelden uit de tekst waaruit blijkt dat de termieten en Termitomyces een mutualisme vormen.

Slide 27 - Open vraag

25.
In de afbeelding zie je twee briefjes met zinnen over de boa constrictor.
Schrijf van beide briefjes op of de zinnen gaan over een populatie of een levensgemeenschap.
Leg je antwoord uit!

1
2

Slide 28 - Open vraag

26.
In het natuurgebied de Oostvaardersplassen leven veel
edelherten en runderen.
Stel dat men wolven invoert om
het aantal edelherten en runderen te verminderen.
Welk effect heeft het invoeren van wolven op de
plantengroei in de Oostvaardersplassen?

Slide 29 - Open vraag

27.
In een voedselketen wordt de biomassa in elke volgende schakel groter
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quizvraag

28.
Tot welke vak behoren bacteriën?
A
1
B
2
C
2

Slide 31 - Quizvraag

29.
Tot welk vak behoren afvaleters
die van dode panda's leven?
A
1
B
2
C
2

Slide 32 - Quizvraag

30.
Bij welke pijl(en) is er sprake van fotosynthese?
A
1, 2, 3 en 6
B
1, 2 en 6
C
1 en 2
D
3

Slide 33 - Quizvraag

31.
Anderhalve eeuw geleden was de Nederlandse natuur minder aangetast dan nu.
Eén van de twee manieren waarop de mens de natuur aantast, is door vervuiling. Wat is de andere manier?

Slide 34 - Open vraag

32.
Geef twee redenen waarom er in Nederland tegenwoordig meer milieuproblemen zijn dan honderdvijftig jaar geleden.

Slide 35 - Open vraag

33.
Voor het verkeer heeft de regering in de afgelopen jaren verschillende maatregelen genomen. Een aantal van deze maatregelen is:
1. de belasting op energiezuinige auto’s verminderen;
2. geluidsschermen langs snelwegen plaatsen;
3. het openbaar vervoer stimuleren;
4. het wegennet uitbreiden.

Welke van deze maatregelen bevorderen duurzame ontwikkeling?
A
maatregel 1 en 3
B
maatregel 2 en 4
C
maatregel 1, 2 en 3
D
alle genoemde maatregelen

Slide 36 - Quizvraag

34.
Welke energiebron kan niet worden gezien als een voorbeeld van duurzame ontwikkeling?
A
energie uit aardwarmte
B
kernenergie
C
energie uit getijdenwerking (eb en vloed)
D
energie uit waterstof

Slide 37 - Quizvraag

35.
Wat is duurzaamheid?
A
Duurzaamheid is een keurmerk.
B
Duurzaamheid zegt iets over de kosten van een product.
C
Duurzaamheid zegt iets over de levensduur of het productieproces van een product.
D
Duurzaamheid zegt iets over hoe lang je een product kunt gebruiken.

Slide 38 - Quizvraag

PFAS

PFAS is een verzamelnaam voor verschillende stoffen die door de mens worden gemaakt. Deze stoffen worden verwerkt in onder andere waterafstotende kleding en antiaanbakpannen.
PFAS is niet biologisch afbreekbaar en komt regelmatig in de natuur terecht via het lozen van afvalwater. Via grote rivieren kan PFAS, dat wordt geloosd uit een fabriek, tot honderden kilometers verder vervuiling veroorzaken. Omdat PFAS-deeltjes heel klein zijn, worden ze gemakkelijk opgenomen door planten en dieren. Ook in het bloed van mensen is PFAS gevonden. Hoewel er nog veel onduidelijk is over de effecten van PFAS op de gezondheid, is van sommige PFAS-stoffen vastgesteld dat ze kankerverwekkend kunnen zijn.

Slide 39 - Tekstslide

36.
Lees de tekst ‘PFAS’ op de vorige bladzijde.
Wanneer is afval niet biologisch afbreekbaar?

Slide 40 - Open vraag

37.
Zowel in Nederland als in Duitsland wil men het gebruik en de uitstoot van PFAS verminderen.
Waarom is het belangrijk voor de natuur in Nederland dat PFAS ook in Duitsland wordt aangepakt?

Slide 41 - Open vraag

38.
Hoe kan PFAS in het bloed van mensen terecht zijn gekomen?

Slide 42 - Open vraag


39.
Op de foto zie je ?
A
Natuurlandschap
B
Cultuurlandschap

Slide 43 - Quizvraag

40.
Kan het landschap in de afbeelding
een ecosysteem zijn?
Verklaar je antwoord.

Slide 44 - Open vraag

41.
Sleep de soorten natuurbeheer naar de juiste maatregel.
faunabeheer
bosbeheer
waterbeheer
agrarisch natuurbeheer

Slide 45 - Sleepvraag

42.
De maretak (mistletoe) leeft op bomen en neemt voedingsstoffen en water op van de boom. De boom verliest hierdoor zijn bladeren. Maretak heeft bladeren met bladgroenkorrels.

Wat voor type symbiose is dit?

Slide 46 - Open vraag

43.
De maretak (mistletoe) leeft op bomen en neemt voedingsstoffen en water op van de boom. De boom verliest hierdoor zijn bladeren. Maretak heeft bladeren met bladgroenkorrels.
Welk kenmerk van een autotroof organisme heeft maretak?

Slide 47 - Open vraag

44.
De maretak neemt voedingsstoffen en water op van de boom. De boom verliest hierdoor zijn bladeren. Maretak heeft bladeren met bladgroenkorrels.

Leg uit dat maretak naast een autotroof ook een heterotroof organisme is.

Slide 48 - Open vraag

Welke opdrachten gingen goed?

Slide 49 - Open vraag

Wat voor cijfer denk je te halen voor deze toets?
010

Slide 50 - Poll

EINDE VAN DE TOETS
Alle vragen gemaakt?
Lever dan de toets in.

Slide 51 - Tekstslide