Herhalingsles hoofdstuk 4

Herhalingsles hoofdstuk 4
We zitten vlak voor de toets. We gaan nog even alle onderdelen herhalen die ook in de toets naar voren komen.

Succes! 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhalingsles hoofdstuk 4
We zitten vlak voor de toets. We gaan nog even alle onderdelen herhalen die ook in de toets naar voren komen.

Succes! 

Slide 1 - Tekstslide

Verbanden en signaalwoorden
In teksten hebben zinnen en alinea's met elkaar te maken. Je noemt dit een VERBAND. 

Er zijn verschillende soorten verbanden, bijvoorbeeld:
- een voorbeeld
- een oorzaak en gevolg

Slide 2 - Tekstslide

Verbanden en signaalwoorden
Door SIGNAALWOORDEN weet je met welk verband je te maken hebt.

VOORBEELD: bijvoorbeeld, zo, zoals, denk aan, onder andere
OORZAAK/GEVOLG: daardoor, doordat, ten gevolge van, waardoor, de oorzaak hiervan is

Slide 3 - Tekstslide

Verbanden en signaalwoorden
Oefenvraag 1 
Welk verband zie je in de onderstaande zin? Kies uit: 
voorbeeld of oorzaak/gevolg

Doordat de brug open was, kwam hij te laat op zijn werk.

Slide 4 - Tekstslide

Verbanden en signaalwoorden
Oefenvraag 2
Welk verband zie je in de onderstaande zin? Kies uit: 
voorbeeld of oorzaak/gevolg

De grappigste woorden vind je Zuid-Afrika, denk aan: bekfluitje, stokkielekker en hijsbakkie.

Slide 5 - Tekstslide

Verbanden en signaalwoorden
Oefenvraag 3
Welk verband zie je in de onderstaande zin? Kies uit: 
voorbeeld of oorzaak/gevolg

Ten gevolge van het slechte weer is de optocht afgelast.

Slide 6 - Tekstslide

Verbanden en signaalwoorden
Oefenvraag 4
Welk verband zie je in de onderstaande zin? Kies uit: 
voorbeeld of oorzaak/gevolg

Er zijn veel watersporten om te doen, zoals waterskiën, zwemmen en kanoën.

Slide 7 - Tekstslide

Verbanden en signaalwoorden
Oefenvraag 4 - 5 punten
Je moet signaalwoorden ook bij het goede verband kunnen plaatsen.

Vul bij de volgende vraag de tabel goed in. Bij welk verband horen de signaalwoorden? Sleep ze naar de juiste plek.

Slide 8 - Tekstslide

VOORBEELD
OORZAAK/GEVOLG
zo
doordat
ten gevolge van
waardoor
onder andere

Slide 9 - Sleepvraag

Woordenschat
In dit hoofdstuk hebben we het gehad over woorden met meerdere betekenissen

Voorbeeld:
De agent boeit de dief.
Dat verhaal boeit me niet.

Slide 10 - Tekstslide

Woordenschat
Nog meer voorbeelden:
Ik heb je al 3 maal geappt.
In het restaurant werd een heerlijk maal opgediend.

De komende dagen wordt het stabiel zomerweer.
Dat bouwwerk is erg stabiel.

Slide 11 - Tekstslide

Woordenschat
De volgende uitdrukkingen moet je uit je hoofd leren:

Slide 12 - Tekstslide

Woordenschat
Ook zijn er 13 woorden die je uit je hoofd moet leren. Dat zijn:

concurreren, doorsnee, gecompliceerd, grondstof, inzien, mobiel, recycling, resteert, stabiele, uniek, verontreinigd en volledig

Slide 13 - Tekstslide

Grammatica
In dit hoofdstuk hebben we te maken gehad met woordsoorten. Hier komen ze alle 5:

werkwoord = ww = dingen die je kunt doen

MAKEN - ZWEMMEN - HEBBEN - ZIJN


Slide 14 - Tekstslide

Grammatica
In dit hoofdstuk hebben we te maken gehad met woordsoorten. Hier komen ze alle 5:

lidwoord = lw 

DE - HET - EEN

Slide 15 - Tekstslide

Grammatica
In dit hoofdstuk hebben we te maken gehad met woordsoorten. Hier komen ze alle 5:

zelfstandig naamwoord = zn = mensen, dieren en dingen

AUTO - AMSTERDAM - FIETSBEL - AAP - SUSAN

Slide 16 - Tekstslide

Grammatica
In dit hoofdstuk hebben we te maken gehad met woordsoorten. Hier komen ze alle 5:

bijvoeglijk naamwoord = bn = zegt iets over een zelfst. naamw

BLAUWE - KAPOTTE - ZILVEREN - VERVELENDE

Slide 17 - Tekstslide

Grammatica
In dit hoofdstuk hebben we te maken gehad met woordsoorten. Hier komen ze alle 5:

voorzetsel - vz = geeft een tijd of plaats aan

IN - OP - VAN - TIJDENS - DOOR - TUSSEN

Slide 18 - Tekstslide

Spelling
Tot slot hebben we het dit hoofdstuk gehad over het voltooid deelwoord als een bijvoeglijk naamwoord.




Slide 19 - Tekstslide

Spelling

Slide 20 - Tekstslide