hft 1: 1.6 biotechnologie

Paragraaf 1.6 Biotechniek 
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1.6 Biotechniek 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
1. Je kunt uitleggen wat biotechniek is. 
2. Je kan toepassingen van schimmels noemen.
3 . Je kan toepassingen van bacteriën noemen.
4 . Je kunt uitleggen wat klassieke biotechniek is.  
5. Je kunt uitleggen wat moderne biotechnologie is (genetische modificatie). 

Slide 2 - Tekstslide

Biotechniek 
Biotechniek is het door de mens “gebruiken” van levende wezens.
- Brood maken, kaas, bier, wijn, antibiotica

Bacteriën en schimmels spelen hierin de hoofdrol.

Slide 3 - Tekstslide

Het gebruik van schimmels
(Klassieke biotechnologie)
Het gebruik van schimmels,
zoals gist.
Gist = een 1-cellige schimmel die leeft van suikers (glucose) in het meel.
Gist scheidt koolstofdioxide en alcohol uit ==> het deeg wordt luchtig. De alcohol verdampt in de oven. 

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 12
Zuurkool maken
Om zuurkool te maken, moet je melkzuurbacteriën bij witte kool in een afgesloten vat doen. Er mag geen zuurstof in het vat zitten. De melkzuurbacteriën gaan dan glucose verbranden zonder dat ze daar zuurstof bij nodig hebben. Dit proces noem je melkzuurgisting:
glucose → melkzuur + energie.
Stel je wilt afvallen. Wat kun je dan beter eten: zuurkool of witte kool? Leg je antwoord uit.

Slide 5 - Tekstslide

0

Slide 6 - Video

Het gebruik van bacteriën
(klassieke biotechnologie)

  • Yoghurt
  • Zuurkool
  • Afvalwater schoonmaken

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

0

Slide 9 - Video

Klassieke biotechnologie



Wordt niet alleen gebruikt in eten maar ook voor peniciline of antibiotica.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Tekstslide

opdracht 8
A: Hoe kun je in bron 4 bepalen welke van de drie antibiotica het beste werkt?

B: Een onderzoeker heeft de volgende onderzoeksvraag:
Welk antibioticum werkt het beste tegen de bacterie op de voedingsgel in bron 4?
Wat is het antwoord op de onderzoeksvraag?

Slide 13 - Tekstslide

Moderne biotechniek
Je maakt gebruik van het DNA van verschillende organisme om op deze manier gunstige eigenschappen over te brengen.

Slide 14 - Tekstslide

Moderne biotechnologie
Organismen krijgen nieuwe eigenschappen doordat hun DNA wordt veranderd ==> genetische modificatie.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Wat kan met moderne biotechnologie
Voedsel als medicijn ==> toevoeging vitamine A aan rijst, door een gen in een rijstplant toe te voegen.

Supervoedsel maken ==> Superzalmen, door een gen in een zalm in te brengen, waardoor de zalm veel groter wordt. 

Wasmiddel ==> Genetische gemodificeerde enzymen, die vlekken uit de kleren wassen door een lage temperatuur. 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Hoe maak je insuline?

Slide 19 - Tekstslide

Nadelen 
  • Aan DNA sleutelen is onnatuurlijk
  • Door het inbouwen van DNA van mensen in een ander soort kunnen nieuwe ziekten ontstaan.
  • Nieuwe diersoorten kunnen ontsnappen en in de natuur voortplanten ==> uitkomsten zijn onbekend. 
  • Onbekend wat de gevolgen zijn van genetisch veranderde organismen. 

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Opdracht 19
Kun je met oude biotechnologie ook blauwe rozen kweken? Leg je antwoord uit.

Slide 22 - Tekstslide

Maken huiswerk
opdracht: 2, 4, 5, 6, 7, 10, 11, 15, 16, 17, 18  

Slide 23 - Tekstslide

Het toevoegen van gist in brood om het luchtig te maken is:
A
klassieke biotechnologie
B
geen biotechnologie
C
recombinant-DNA-techniek
D
moderne biotechnologie

Slide 24 - Quizvraag

Welke uitspraak over bacteriën en schimmels is juist?
A
Schimmels en bacterieen groeien niet op vochtige plaatsen
B
Schimmels en bacterieen zijn aaltijd ongezond in voedingsmiddelen
C
Schimmels en bacterieen groeien snel in een warme omgeving
D
Schimmels en bacterieen zijn altijd zichtbaar op voedingsmiddelen.

Slide 25 - Quizvraag

Kun je schimmel eten?
A
Ja, je kunt alle schimmels eten.
B
Ja, alleen als het een klein beetje is.
C
nee, je kunt geen schimmels eten.
D
Sommige schimmels kun je wel eten en sommige niet.

Slide 26 - Quizvraag

Wat is geen biotechnologie?
A
gisten
B
bacteriën
C
schimmels
D
insuline

Slide 27 - Quizvraag

Bij de productie van bier en zuurkool wordt biotechnologie toegepast
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quizvraag

Waarom gebruiken we biotechnologie niet?
A
betere productie- technieken ontwikkelen
B
Om gewassen te verbeteren
C
via organismen nieuwe stoffen te ontwikkelen
D
om medicijnen te maken

Slide 29 - Quizvraag

Wat kan er fout gaan bij biotechnologie?
A
Dat er schadelijke bacteriën vrijkomen
B
Misvormde dieren.
C
Sterker worden bij gebruik GM voedsel
D
Dat het te duur wordt.

Slide 30 - Quizvraag