Nederlands Begrijpend lezen Steunles: oefenen met een tekst VWO 1 P3 2020-2021
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1
In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Nederlands Begrijpend lezen Steunles: oefenen met een tekst VWO 1 P3 2020-2021
Slide 1 - Tekstslide
Herhaling belangrijke begrippen jaar 1
Onderwerp
Deelonderwerp
Hoofdgedachte
Kernzin
Opbouw tekst: inleiding, middenstuk, slot
Opbouw alinea: kernzin + voorbeeld/toelichting
Tekstdoel, tekstsoort, tekstvorm
Tekst inleiden: vraag stellen, onderwerp aankondigen, aanleiding voor het schrijven noemen, een anekdote vertellen
Tekst afsluiten: conclusie, advies, samenvatting
Verwijswoorden
3 soorten publiek
Leesstrategieën
Hoofd- en bijzaken
Feit en mening / objectief en subjectief
Slide 2 - Tekstslide
(blz 311 Op Niveau)
Slide 3 - Tekstslide
1. Lees tekst 15 oriënterend. a Bepaal het onderwerp van de tekst. b Waarom kies je dat onderwerp?
Slide 4 - Open vraag
2. Lees de tekst grondig. a Wat doen ouders als ze je gamegedrag aan banden willen leggen (r. 22-23)? b Wat is de hoofdgedachte van de tekst? c Bedenk een titel die korter is en bij de hoofdgedachte past.
Slide 5 - Open vraag
3. Schrijf op waarnaar de volgende woorden verwijzen: a er ...van(r. l S-19) b daar ...van (r. 23) c die(r.24)
Slide 6 - Open vraag
4. a Om welke reden(en) speelt Sytse een computerspel? b Is (zijn) deze reden(en) objectief of subjectief? Leg je antwoord uit.
Slide 7 - Open vraag
5. Hoe kenmerkt Sietse mensen die geen gamer zijn? Is dat een feit of een mening? Geef hierbij één reden.
Slide 8 - Open vraag
6. a.Schrijf van de volgende zin uit de tekst op of deze een feit of een mening bevat. Geef hierbij één reden. 'Het grote voordeel van bordspellen is dat niemand zich er zorgen om maakt: (r. 12) b Een Britse onderzoeker heeft een onderzoek gehouden onder vijfduizend Britse tieners en komt tot de volgende conclusie: 'Veel gamen maakt niet zoveel uit.Je wordt er niet echt beter of slechter van: (r. 18-19) Vind jij dat dit een feit is dat voor alle tieners geldt? Leg uit waarom wel of niet.
Slide 9 - Open vraag
7. Computerspellen zijn te agressief, te verslavend. (r. 14) a Wanneer is deze uitspraak een mening? b Wanneer isdeze uitspraak een feit?
Slide 10 - Open vraag
8. 'De positieve en negatieve gevolgen van het gamen zelf vallen enorm mee (of tegen). Verrassend? Niet echt: (r. 20-21) Waarom schrijft de schrijver (of tegen) tussen haakjes achter de zin?
Slide 11 - Open vraag
9. Geef in maximaal zestig woorden jouw onderbouwde mening over de uitkomst van het onderzoek.
Slide 12 - Open vraag
10. Welke tekst vond je het makkelijkst te lezen? Leg uit waarom.
Slide 13 - Open vraag
11. Welke tekst vond je het interessantst?Leg uit waarom.
Slide 14 - Open vraag
13. Wat heb je dit schooljaar geleerd over je eigen manier van teksten lezen?
Slide 15 - Open vraag
14. Wat wil je volgend schooljaar nog beter kunnen?
Slide 16 - Open vraag
Nog even extra
Slide 17 - Tekstslide
objectieve tekst
subjectieve tekst
uiteenzettende tekst
informerende tekst
aansporende tekst
activerende tekst
feiten
meningen
Slide 18 - Sleepvraag
Wat is het verschil tussen subjectief en objectief?
A
Subjectief is formeel, objectief is informeel
B
Subjectief is feitelijk, objectief is je mening.
C
Objectief is feitelijk, subjectief is je mening.
D
Subjectief is informeel, objectief is formeel
Slide 19 - Quizvraag
1) Cola bevat zoetstoffen. 2) Dat vind ik lekker.
A
beide subjectief
B
beide objectief
C
1 = subjectief en
2 = objectief
D
1 = objectief en
2 = subjectief
Slide 20 - Quizvraag
Wat past waar? Feit of mening?
Feit
Mening
Feit
Mening
Feit
Mening
Slide 21 - Sleepvraag
Verschil feit en mening
Feit
Is waar of niet waar.
Kun je controleren.
Mening
Is wat iemand vindt.
Kun je niet controleren
Slide 22 - Tekstslide
Objectieve teksten
... bevatten feiten (geen meningen)
Tekstsoorten
informerende teksten
uiteenzettende teksten
Let op: in een objectieve tekst kan de mening van een ander voorkomen (niet die van de schrijver)