wk: 17 jan. - les 1

Nederlands
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Pak je leesboek erbij!
Je gaat 10 minuten lezen.

timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag
1. Lezen
2. Oefenen
3. Vragen

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdstuk 1
  •  Persoonsvorm en zinsdelen (blz. 28)
  • Zelfstandig naamwoord en lidwoord (blz. 30)
  •  Zinnen correct begrenzen (blz. 32)
  • Hoofdletters en leestekens (blz. 34)
  •  Persoonsvorm tegenwoordige tijd (blz. 36)


Hoofdstuk 2
  • Onderwerp (blz. 58)
  •  Bijvoeglijk naamwoord (blz. 60)
  • Verwijzen naar de- en het-woorden (blz. 62)
  • Spelling in het woordenboek (blz. 64)
  •  De verleden tijd van zwakke werkwoorden  (blz. 66)

Slide 4 - Tekstslide

Persoonsvorm en zinsdelen
Vanavond schilder ik alle muren in het huis.

Slide 5 - Tekstslide

Persoonsvorm en zinsdelen
Vorig jaar zijn er prachtige schilderijen verkocht aan Duitsland.

Slide 6 - Tekstslide

Bijvoeglijke naamwoorden
Vorig jaar zijn er prachtige schilderijen verkocht aan Duitsland.

Het mooie boek werd door het Nederlandse volk uitgekozen.

Heb jij dat linnen shirtje nog?

Slide 7 - Tekstslide

Maak van twee mededelingen 1 zin, gebruik een voegwoord.

het is heel koud + ik blijf binnen
ik ga morgen naar spanje + ik heb vakantie

Slide 8 - Tekstslide

Verwijswoorden
Verwijswoorden wijzen meestal terug naar een woord dat eerder genoemd is.
Naar de-woorden verwijs je met deze en die, 
naar het-woorden met dit en dat.

Slide 9 - Tekstslide

Verwijswoorden
  1.  De opgaven ___________ we vandaag hadden, bleek over een onderwerp te gaan ___________ we allang gehad hadden.
  2. Het boek ____________ we over maand uit moeten hebben, moet van dezelfde auteur zijn.

Slide 10 - Tekstslide

Hoofdletters en leestekens
mevrouw van der linde geeft morgen haar laatste les duits

als het morgen mooi weer is kunnen we naar het strand

Slide 11 - Tekstslide

Trappen van vergelijking
Stellende trap - mooi
Vergrotende trap - mooier
Overtreffende trap - mooist


Slide 12 - Tekstslide

Trappen van vergelijking
Stellende trap -  leeg
Vergrotende trap - toffer
Overtreffende trap - zwaarst


Slide 13 - Tekstslide

Wat is het onderwerp?
Vanavond schilder ik mijn portret helemaal af.

Slide 14 - Tekstslide

Wat is het onderwerp?
Op een mooie zomerdag gingen Julia en Anna naar het strand.

Slide 15 - Tekstslide

Wat zijn de zelfstandig naamwoorden?

Vanavond schilder ik mijn portret helemaal af.

Slide 16 - Tekstslide

Wat zijn de zelfstandig naamwoorden?

Op een mooie zomerdag gingen Julia en Anna naar het strand.

Slide 17 - Tekstslide

Wat zijn de lidwoorden?

Op een mooie zomerdag gingen Julia en Anna naar het strand.

Slide 18 - Tekstslide

ik-vorm
  1. eten
  2. leggen
  3. tekenen
  4.  opgeven

Slide 19 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde
Op een mooie zomerdag gingen Julia en Anna naar het strand.

Slide 20 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde
Gister heb ik mijn fiets verkocht aan de buurman.

Slide 21 - Tekstslide

Persoonsvorm, onderwerp en werkwoordelijk gezegde.

Gister zou ik mijn fiets verkocht kunnen hebben aan de buurman.

Slide 22 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

 1 Ik erbij of jij erachter: alleen de ik-vorm
 2 Anders in het enkelvoud: ik-vorm + -t
3 In het meervoud: het hele werkwoord

Slide 23 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
  1. Tekenen
  2. worden
  3. gaan

Slide 24 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd
  1. Tekenen
  2. Verhuizen
  3. Branden

Slide 25 - Tekstslide

Vragen?

Slide 26 - Tekstslide