Bs 4 Transplantatie en bloedtransfusie -1

T4. Bescherming 



Benodigheden
- boek
- schrift
- etui met inhoud


Voor een cijfer
- Nee


Lessonup
- Ja
Tassen
in tassenkast 
Telefoon
in telefoontas
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

T4. Bescherming 



Benodigheden
- boek
- schrift
- etui met inhoud


Voor een cijfer
- Nee


Lessonup
- Ja
Tassen
in tassenkast 
Telefoon
in telefoontas

Slide 1 - Tekstslide

today''s program 
weefseltransplantatie
bespreken opdrachten

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Schrijf hier een vraag over orgaandonatie en transplantatie, die jij graag beantwoord wil zien

Slide 4 - Open vraag

Leerdoelen: 'wat ik ga leren'

  • Beschrijf de wijze waarop cellen herkenbaar maakt als lichaamseigen of lichaamsvreemd. 
  • Leg uit wat HLA-matching is 
  • Beschrijf welke cellen verantwoordelijk zijn bij de meeste afstotingsreacties van weefsels en bij acute afstoting van weefsels. Verklaar het verschil. 

Slide 5 - Tekstslide

opdracht 
Bekijk de video in de volgende dia en lees daarna nog de tekst onder de video 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Leerdoelen: 'wat ik ga leren'

  • Noem het type MHC-receptor dat cellen herkenbaar maakt als lichaamseigen of lichaamsvreemd. 
  • Leg uit hoe de enorme variatie in MHC/HLA-eiwitten tot stand komt. 
  • Verklaar hoe de koppeling van HLA-genen ervoor zorgt dat een transplantatiedonor eerder in het eigen gezin kan worden gevonden dan daarbuiten. 
  • Beschrijf welke cellen verantwoordelijk zijn bij de meeste afstotingsreacties van weefsels en bij acute afstoting van weefsels. Verklaar het verschil. 

Slide 8 - Tekstslide

beantwoord de volgende vragen 
  1. er wordt gesproken over killercellen. Welk type T-cel wordt hiermee bedoeld? 
  2. Met welketype MHC-receptor, MHC-I of MHC-II, maken  cellen zich  herkenbaar als lichaamseigen of lichaamsvreemd. 
  3. Start de video nogmaals en wijs de MHC-receptor aan. 

Slide 9 - Tekstslide

Lees onderstaande tekst en beantwoord de vragen
De genen voor het HLA systeem liggen alle op het 6e chromosomenpaar. Er zijn 7 loci bij betrokken. Op deze loci kunnen meerdere verschillende allelen voorkomen. Van 1 locus 22 allelen bekend 

  1. Verklaar hoe de koppeling van HLA-genen ervoor zorgt dat een transplantatiedonor eerder in het eigen gezin kan worden gevonden dan daarbuiten. 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

lees pag. 212 over afstotingsreacties 
  • Beschrijf welke cellen verantwoordelijk zijn bij de meeste afstotingsreacties van weefsels en bij acute afstoting van weefsels. Verklaar het verschil. 
  • Maak opdracht 13

Slide 12 - Tekstslide

Wat heb je geleerd? 



  • Noem het type MHC-receptor dat cellen herkenbaar maakt als lichaamseigen of lichaamsvreemd. 
  • Leg uit hoe de enorme variatie in MHC/HLA-eiwitten tot stand komt. 
  • Verklaar hoe de koppeling van HLA-genen ervoor zorgt dat een transplantatiedonor eerder in het eigen gezin kan worden gevonden dan daarbuiten. 
  • Beschrijf welke cellen verantwoordelijk zijn bij de meeste afstotingsreacties van weefsels en bij acute afstoting van weefsels. Verklaar het verschil. 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Link

afsluitend: nog enkele vragen .... 
  • Verklaar hoe de vier fenotypen van de ABO-bloedgroepen bepaald worden door zes genotypen. 
  • Noem de bloedgroep-antigenen en de antistoffen van iemand met bloedgroep BRh- (resusnegatief).
  • .Noem het wezenlijke verschil tussen het voorkomen van bloedgroep-antistoffen bij ABO- en bij resusbloedgroepen. 
  • Beredeneer met welke ABO-bloedgroep je van iedereen een transfusie met volbloed/erytrocyten kunt krijgen en met
    welke ABO-bloedgroep je voor iedereen donor bent. 
  • Beredeneer in hoeverre een transfusie met erytrocyten een vorm van transplantatie is. 
  • Beschrijf in welke situatie risico bestaat op een 'resuskindje'. 
  • Beredeneer welke testuitslag aantoont dat iemand veilig plasmadonor kan zijn voor alle bloedgroeptypen
    (ABO én resus).
    Beschrijf twee voorbeelden

Slide 16 - Tekstslide

huiswerk
Als je deze les gedaan hebt, dan heb je je huiswerk gedaan!

Slide 17 - Tekstslide