De werkwoorden op -ir

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

De werkwoorden op -ir

Herhaling van de regel

+

toepassing

Werkwoorden op -ir présent

Hoe vervoegen we werkwoorden die eindigen op de letters -ir in de présent (tegenwoordige tijd) ?

Stap 1:  De stam = Hele werkwoord - ir

Finir - ir = FIN

Stap 2:  De juiste uitgangen er achter zetten.

De uitgangen in de présent:

De uitgangen zijn:

Je    stam + is                          Nous     stam + issons

Tu    stam + is                          Vous      stam + issez

Il       stam + it                           Ils           stam+ issent

Elle  stam + it                          Elles      stam+ issent

On    stam + it

Kies de juiste vorm:
Finir ; Je

1. finis
2. finissons
3. finissent
4. finissez

Kies de juiste vorm:
Grandir: Nous

1. grandis
2. grandit
3. grandissons
4. grandissent

Kies de juiste vorm:
Rougir: Il

1. rougissent
2. rougissons
3. rougis
4. rougit

Kies de juiste vorm:
Réussir: Vous

1. réussit
2. réussissons
3. réussissez
4. réussissent

Het werkwoord op -ir in de passé composé

De passé composé bestaat uit twee werkwoorden !!!!

1. Een vorm van het hulpwerkwoord Avoir/hebben

2. Een voltooid deelwoord

Hele werkwoord - ir (stam) + i

finir - fin + i = fini (= volt. dw)

Passé Composé
Kies de juiste vorm:
Choisir: Nous

1. avons choisi
2. avez choisi
3. sommes choisi
4. êtes choisi

Passé Composé
Kies de juiste vorm:
Remplir: Il

1. ont rempli
2. a rempli
3. avez rempli
4. avons rempli

Passé Composé
Kies de juiste vorm:
Grandir: Je

1. J'ai grandi
2. Je suis grandi
3. Je grandis
4. Je grandissent

Kies de juiste vorm
Cet après-midi, nous______ à trois heures.

1. finis
2. finissons
3. finit
4. finissez

Kies de juiste vorm
Comme j'___ _______ mes devoirs, je vais aller en ville

1. as fini
2. fini
3. ai fini
4. a fini

Kies de juiste vorm
Après, on va mager une pizza. Je _________ toujours la pizza Hawaï.

1. choisit
2. choisi
3. choisis
4. choisir

Kies de juiste vorm.
Vous ______ _______ le formulaire?

1. a rempli
2. as rempli
3. avons rempli
4. avez rempli

Geef antwoord op de vraag, schrijf op een hele zin als antwoord!
Tu as choisi un dessert?
Oui, __________________________ .

Geef antwoord op de vraag, schrijf op een hele zin als antwoord!
Sa petite soeur a beaucoup grandi?
Oui, ________________________ .

Geef antwoord op de vraag, schrijf op een hele zin als antwoord!
Tes amis ont rempli le formulaire?
Oui, ________________________ .

Evaluatie
Hoe heb je gedaan?
Heb je de grammatica regel begrepen?