Tutoraat - Regelmatige werkwoorden

Tutoraat Frans 
Regelmatige werkwoorden
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Tutoraat Frans 
Regelmatige werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoorden

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Link

Deze slide heeft geen instructies

WERKWOORDEN
ER
IR
RE
Finir
Partir
Ouvrir
Conduire
Attendre
Peindre

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

-ER

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

-ER

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Je
parl
e
Tu
parl
es
Il 
parl
e
Vous
parl
ez
Nous
parl
ons
Ils
parl
ent

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nous ... français.
A
parlons
B
parlez
C
parles
D
parlent

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Les garçons ... le foot.
A
préférez
B
préfère
C
préfèrent
D
préférons

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je ... les maths.
A
détestes
B
détestez
C
détestent
D
déteste

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Luc ... une fête.
A
donnes
B
donne
C
donnent
D
donnons

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is het werkwoord goed vervoegd?
Elle habitent aux Pays-Bas.
A
B

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is het werkwoord goed vervoegd?
Tu chantes une chanson.
A
B

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is het werkwoord goed vervoegd?
J'aime le tennis.
A
B

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is het werkwoord goed vervoegd?
Nous parlez néerlandais.
A
B

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Elles ... le chocolat. (aimer)

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ma soeur ... le hockey. (adorer)

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je ... néerlandais. (parler)

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vous ... une pomme. (manger)

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tu ... aux Pays-Bas. (habiter)

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Chloé et Monique ... le lundi. (danser)

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Nous ... un film. (regarder)

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Il ... de la musique. (écouter)

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal:
Ma mère aime la natation.

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal:
Dimanche c'est mon anniversaire.

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal:
Dimanche c'est mon anniversaire.

Slide 26 - Open vraag

Zondag = dimanche
Vertaal:
Wij wonen op het platteland.

Slide 27 - Open vraag

Platteland = la campagne
Vertaal:
Mijn grootouders zijn dol op mijn neef.

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

-IR
Finir
Partir
Ouvrir

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verbe en -IR: type FINIR
FINIR
Je              fin is
Tu             fin  is
Il/elle/on  fin  it
Nous        fin  issons
Vous         fin  issez
Ils/elles     fin  issent

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verbe en -IR: type PARTIR
PARTIR
Je              par    s
Tu             par    s
Il/elle/on  par    t
Nous        par t ons
Vous         par t ez
Ils/elles     par t ent

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verbe en -IR: type OUVRIR
OUVRIR
Je              ouvr e
Tu             ouvr es
Il/elle/on  ouvr e
Nous        ouvr ons
Vous         ouvr ez
Ils/elles     ouvr ent

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

-ER
Finir
Partir
Ouvrir

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies