Grammatica: naamwoordelijk gezegde

Grammatica
Naamwoordelijke Bepaling
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Grammatica
Naamwoordelijke Bepaling

Slide 1 - Tekstslide

Naamwoordelijke Gezegde 
Je krijgt alleen een naamwoordelijk gezegde als er een van de volgende woorden in de zin staat:
zijn, worden, heten, blijven, schijnen, lijken, blijken, dunken en voorkomen
De werkwoorden noemen we koppelwerkwoorden
Samen met een zelfstandig naamwoord of een bijvoeglijk naamwoord noemen we dat een naamwoordelijke gezegde. 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Opdracht
Schrijf het naamwoordelijk gezegd op onder de zin.

Slide 4 - Tekstslide

In zijn jeugd was mijn vader timmerman.

Slide 5 - Open vraag

Dat grote meisje leek mij bang.

Slide 6 - Open vraag

Tennissen schijnt mij op mooie dagen leuk.

Slide 7 - Open vraag

De vakantie leek hem eindeloos.

Slide 8 - Open vraag

Die geschiedenis dunkt mij onwaar.

Slide 9 - Open vraag

Is dat meisje wel aardig?

Slide 10 - Open vraag

Waarom is je rapport zo belangrijk?

Slide 11 - Open vraag

Die som bleek helemaal fout.

Slide 12 - Open vraag

Dat trillen lijkt wel een aardbeving.

Slide 13 - Open vraag

Die man wordt vlug boos.

Slide 14 - Open vraag

De winkelier was gisteren heel boos.

Slide 15 - Open vraag

Die sommen leken me erg lastig.

Slide 16 - Open vraag

Na de diefstal bleek de dief onvindbaar.

Slide 17 - Open vraag

Vroeger was mijn oom metselaar.

Slide 18 - Open vraag

Daarna werd hij banketbakker.

Slide 19 - Open vraag

Het onweer leek ons erg.

Slide 20 - Open vraag

Die ziekte bleek ernstig.

Slide 21 - Open vraag

In de bossen zijn de wegen smal.

Slide 22 - Open vraag

Hij was vorig jaar erg verkouden.

Slide 23 - Open vraag

Die bakker werd vorig jaar groenteboer.

Slide 24 - Open vraag

De politieagent was woedend.

Slide 25 - Open vraag

Na dat standje bleef hij toch vriendelijk.

Slide 26 - Open vraag

Je bent wel erg nieuwsgierig.

Slide 27 - Open vraag

Nu was de agent tevreden.

Slide 28 - Open vraag

De sportploeg bleek de beste.

Slide 29 - Open vraag

Je bent pas automonteur na een examen.

Slide 30 - Open vraag

Door zijn training bleef de sportman gezond.

Slide 31 - Open vraag

Na de overstroming bleef de toestand onoverzichtelijk.

Slide 32 - Open vraag

De hulpverleners leken erg verdrietig.

Slide 33 - Open vraag

Gelukig bleek die hulp doeltreffend.

Slide 34 - Open vraag

Die verschijning leek wel een spook.

Slide 35 - Open vraag

Lijkt een bezoek aan dat museum jou interessant?

Slide 36 - Open vraag

Deze mensen lijken me gierig.

Slide 37 - Open vraag

Die weg door dat bos lijkt mij eindeloos.

Slide 38 - Open vraag

De tuin van onze buren is een plaatje.

Slide 39 - Open vraag

De visser was helemaal tevreden.

Slide 40 - Open vraag

Die miljonair bleef heel eenvoudig.

Slide 41 - Open vraag

Zijn vrouw was echter hoogmoedig.

Slide 42 - Open vraag

Jouw broer lijkt mij tamelijk brutaal.

Slide 43 - Open vraag

Zijn neef is monteur bij de wegenwacht.

Slide 44 - Open vraag