BS 13.6: Afweer

BS 13.6: Afweer
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

BS 13.6: Afweer

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  1. Terugblik BS 13.5
  2. Leerdoelen
  3. Uitleg BS 13.6
  4. Wat hebben we geleerd?
  5. Opdrachten maken

Slide 2 - Tekstslide

Wat hebben we geleerd?
  1. Wat zijn de 2 functies van het lymfevatenstelsel?
  2. Hoe ontstaat weefselvloeistof?
  3. Wat is de functie van weefselvloeistof?
  4. Wat is lymfe?
  5. Wat doen lymfeknopen?

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt beschrijven hoe antistoffen bescherming bieden tegen infecties en op welke manieren immuniteit kan ontstaan.
  • Je kunt omschrijven hoe stoffen een allergische reactie kunnen veroorzaken.

Slide 4 - Tekstslide

Wat is afweer?

Slide 5 - Open vraag

Afweer
= de verdediging van je lichaam tegen ziekteverwekkers

Niet-specifieke afweer:
  • Huid: talg en andere bacteriën voor bescherming
  • Slijmvliezen in luchtwegen en darmkanaal
  • Maagsap
  • Witte bloedcellen sluiten bacteriën in
 

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen antistoffen en antigenen?
A
Antistoffen zitten op cellen en antigenen herkennen die
B
Antigenen zitten op cellen en antistoffen herkennen die
C
Er is geen verschil: is hetzelfde maar een andere naam

Slide 7 - Quizvraag

Antistoffen
  1. Ziekteverwekker bevat antigeen
  2. Witte bloedcel reageert door antistoffen te maken
  3. Antistoffen hechten op ziekte verwekker aan antigeen
  4. Ziekte verwekker is onschadelijk

Is specifiek!

Slide 8 - Tekstslide

Natuurlijke immuniteit
= Ontstaat doordat de persoon de ziekte doormaakt

Slide 9 - Tekstslide

Immuun
  • Bij eerste infectie met ziekte leren witte bloedcellen de antistoffen te maken
  • Eerste infectie: ziek
  • Tweede infectie: witte bloedcellen maken snel veel antistoffen --> je wordt niet meer ziek = immuun

Slide 10 - Tekstslide

Kunstmatige immuniteit
Ontstaat door inenting (vaccinatie)
  • Actieve immunisatie: wordt vaccin ingeënt met een dode of verzwakte ziekteverwekker --> persoon vormt zelf antistoffen

  • Passieve immunisatie: wordt serum ingeënt, met een of meer antistoffen --> persoon vormt zelf geen antistoffen

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Bestrijden ziekteverwekkers

  • Bacteriën: antibiotica

  • Virussen zijn niet te bestrijden, moet je uitzieken

Slide 13 - Tekstslide

Tuberculose
  • Ziekte die dodelijk kan zijn
  • Komt binnen via de longen en verzwakt deze
  • Wordt via het bloed verspreid
  • Antibiotica werkt goed hiervoor

Slide 14 - Tekstslide

Allergische reactie
Sterke reactie op een stof die niet in je lichaam thuis hoort
  • Inademen
  • Voedsel
  • Contact met huid

Voorbeeld: hooikoorts. Allergische reactie op stuifmeelkorrels.

Slide 15 - Tekstslide

Symptomen allergische reactie

  • Huiduitslag
  • Branderig gevoel
  • Jeuk
  • Ontsteking
  • Opgezwollen ogen
  • Etc etc

Slide 16 - Tekstslide

Opdrachten maken
Maak BS 13.6: opdrachten 1, 2, 4, 5, 6

Slide 17 - Tekstslide

Wat hebben we geleerd?
  1. Noem voorbeelden van delen in ons lichaam die zorgen voor niet-specifieke afweer.
  2. Wat is het verschil tussen antistoffen en antigenen?
  3. Wanneer bouw je natuurlijke immuniteit op?
  4. Welke twee soorten kunstmatige immuniteit zijn er?
  5. Hoe bestrijdt je bacteriën en virussen?

Slide 18 - Tekstslide