les 4: klanten (publiek)

IBS 3: Dierenspeciaalzaak
Hoofdstuk 6: klanten (publiek)

niveau 2
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
DierverzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

IBS 3: Dierenspeciaalzaak
Hoofdstuk 6: klanten (publiek)

niveau 2

Slide 1 - Tekstslide

Doelgroep
= Een specifieke groep mensen die een winkel wil bereiken met een bepaald aanbod. 
   Vaak met dezelfde kenmerken. De klanten.


Bepaalde kenmerken:
Leeftijd / Geslacht / Woonplaats / Regio / Klasse / Opleidingsniveau / Beroep / Functie

  • Wat zijn hun behoeftes en dagelijkse bezigheden?
  • Hoe ziet hun aankoop- en verbruiksgedrag eruit?


Slide 2 - Tekstslide

Wie is de doelgroep van
een speelgoedwinkel?

Slide 3 - Woordweb

Wie is de doelgroep van
een dierenspeciaalzaak?

Slide 4 - Woordweb

Slide 5 - Video

verkoop, betaling, korting, inkoop, BTW
verpakking, eigenschappen, merken, variaties, levensduur
openingstijden, winkelstraat, internet, marktpositie, opslag
adverteren, Facebook, tv/radio, sponsering, beurzen
wie helpt?, kosten, uitzendbureau, contracten, lease-auto
product
prijs
plaats
promotie
personeel

Slide 6 - Sleepvraag

De klant
Klantvriendelijk werken:
Tevreden klant: zal terugkomen en positief over je bedrijf praten
Ontevreden klant: zal ergens anders heen gaan en negatief over je bedrijf praten

klantgericht werken:
  • Je hebt respect voor de klant
  • Je doet graag wat voor een ander
  • Je bezit inlevingsvermogen: je kunt je verplaatsen in de klant
  • Je kunt goed luisteren

Slide 7 - Tekstslide

Klant-typen 
  • de logische klant
  • de creatieve klant
  • de praktische klant
  • de emotionele klant 



Slide 8 - Tekstslide

Het type dat snel van z’n voetstuk is. Snel enthousiast en nog sneller teleurgesteld. Z’n eigenlijke mening is niet eenvoudig te polsen en dannog erg wispelturig. Klant is, in eerste instantie, erg gericht op een goede persoonlijke relatie, en pas dan in enig product. Hecht veel waarde aan begrip voor zijn situatie. Lastig om aan te sturen middels een verkoopgesprek. Lang van stof. Eenmaal een goede relatie, dan trouw .
Dit type is niet cijfermatig ingesteld, cijfers zijn niet belangrijk voor hem. Uitvoering, kleur en vorm (van presenteren) zijn meer belangrijker. Is in zijn uitspraken niet concreet en lastig vast te leggen. Is sterk visueel ingesteld, ‘plaatjes zeggen meer dan woorden’. In zijn uitspraken is deze persoon gekleurd en wollig. Wil nog wel eens van mening veranderen.
emotionele klant
creatieve klant

Slide 9 - Sleepvraag

Dit type is cijfermatig ingesteld. Is veelal direct to-the-point. Kent de in’s en out’s van de markt, het product en de collega aanbieders, jouw concurrenten.
Gaat veel meer af op bewezen, aantoonbare eigenschappen en kenmerken dan op minder grijpbare randaspecten, zoals services, loyaliteit en dienstbaarheid. Denkt erg rechtlijnig en is ‘confronterend’ in zijn benadering. Eerlijk!
Van nature een ‘grijze muis’ danwel saai persoon in zijn doen en laten. Wil liever niet op de voorgrond en heeft geen trek in ‘intelligente’ verkoopgesprekken. Doet liever zaken vanachter de telefoon. Kost minder tijd en is minder omslachtig. Is in een verkoopgesprek erg lastig enthousiast te krijgen en deze klant heeft een zeer beperkt visueel voorstellingsvermogen. Gebruikt weinig woorden.
praktische klant
logische klant

Slide 10 - Sleepvraag

Welke eigenschappen heeft een goede
verkoopster volgens jou?

Slide 11 - Woordweb

Slide 12 - Video

Welke eigenschappen heeft een slechte
verkoopster volgens jou?

Slide 13 - Woordweb

Ergernissen van de klant
  • Een verkeerd advies van het personeel.
  • Verkopers die niet weten wat ze in huis hebben, hoe het werkt of waar de accessoires voor dienen.
  • Als een verkoper een vaste klant niet ‘kent’                          (naam, idee van interesse, vorige aankopen).
  • ‘pushen’
  • Taalfouten, overdrijving, talloze herhalingen 

Slide 14 - Tekstslide

Omgang met klanten
Zorg voor een goede eerste indruk, let op:
- De komst van het publiek
       zorg dat het opgeruimd, netjes en bijgehouden is
- Ontvangst van het publiek
      houding (moet overeenkomen met wat je zegt)
      spreek klanten netjes en correct aan
      zorg dat je er verzorgd en gezond uitziet (netjes)
- Gastvrijheid
 bezoekers willen zich welkom voelen (ook als jij een rotdag hebt)
 (de bezoeker wil niet geconfronteerd worden met jouw problemen)

Slide 15 - Tekstslide

Communicatie
Zeer belangrijk voor werken in een (dieren)winkel!

Slide 16 - Tekstslide

(non-)verbale communicatie
Verbale communicatie (mondeling contact): je praat met iemand

Non-verbale communicatie: je maakt een gebaar naar iemand

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Ruis in communicatie
Enkele oorzaken van ruis:
  • Je wordt afgeleid door het uiterlijk of de kleding van de persoon met wie je praat.
  • Je wordt afgeleid door geluiden in de winkel.
  • Je bent in een slecht humeur.
  • De klant voelt zich niet op z’n gemakt.
Voorkomen:
Richt je zo goed mogelijk op het gesprek.


Slide 19 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van
verbale communicatie.

Slide 20 - Woordweb

Geef een voorbeeld van
non-verbale communicatie.

Slide 21 - Woordweb

Communicatie met de klant
Hoe weet je wat de klant wil?
  • Open vragen
  • Gesloten vragen

Denk je dat je de vraag van de klant goed hebt begrepen?
                 -->  geef een korte samenvatting


Slide 22 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van
een open vraag.

Slide 23 - Woordweb

Geef een voorbeeld van
een gesloten vraag.

Slide 24 - Woordweb

Criminaliteit
Interne criminaliteit
Stelen van je werkgever.

Externe criminaliteit
Mensen van buiten het bedrijf die stelen. 

Slide 25 - Tekstslide

Geef een voorbeeld
van interne criminaliteit.

Slide 26 - Woordweb

Geef een voorbeeld van
externe criminaliteit.

Slide 27 - Woordweb

Criminaliteit
vermogensdelicten
Het op onrechtmatige wijze toe-eigenen  van een andermans eigendom. Bijv. winkeldiefstal of een gewapende overval.

geweldsdelicten
Vernieling ,bedreiging (met geweld),  brandstichting of (zware) mishandeling. 

Slide 28 - Tekstslide

Noem redenen om tot
criminaliteit te komen.

Slide 29 - Woordweb

Schade
materiële schade
Alle schade die in geld uitgedrukt kan worden.
Bijv. blikschade, medische kosten

imateriële schade 
alle psychische-, emotionele- en geestelijke schade door pijn, verdriet of verminderde levensvreugde als gevolg van een ongeval.

Slide 30 - Tekstslide

De dierenspeciaalzaak waar je werkt is met geweld overvallen. Nu durf je niet meer over straat. Wat voor soort schade is dit?
A
materiële schade
B
imateriële schade

Slide 31 - Quizvraag

De dierenspeciaalzaak waar je werkt is overvallen. De kassa is kapot gegaan.
Wat voor soort schade is dit?
A
materiële schade
B
imateriële schade

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Video

Criminaliteit voorkomen
Een dief maakt gebruik van gelegenheid.

Slide 34 - Tekstslide

Geef tips voor de winkelinrichting om criminaliteit te voorkomen.

Slide 35 - Open vraag

Aan de slag!
  • Maken hoofdstuk 6 (blz. 11)
  • Leeractiviteit 3.4 (blz. 15)
  • Leeractiviteit 3.7A (blz. 18, opdracht 2 op school)
  • Leeractiviteit 3.7B (blz. 19, berekening + wisselgeld noteren)



Slide 36 - Tekstslide