C5,§6 en §5 samengestelde zinnen en meewerkend voorwerp

Leg je deze materialen op tafel?
Ipad
Nederlandse lesboek
een schrift
je leesboek
pen/markeerstift 
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Leg je deze materialen op tafel?
Ipad
Nederlandse lesboek
een schrift
je leesboek
pen/markeerstift 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we deze les doen?
1) Lezen
2) Uitleg en oefenen met meewerkend voorwerp
3) Uitleg en oefenen samengestelde zinnen
4) Stukje film The hate U give kijken




Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lezen
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinsdelen
Persoonsvorm
Zinsdelen
Onderwerp
Lijdend voorwerp
(Samengestelde zinnen)
Meewerkend voorwerp
(Bijwoordelijke bepaling)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Ik leer hoe ik het meewerkend voorwerp kan benoemen en gebruik daarbij de geleerde stappen van het ontleden.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meewerkend voorwerp
Een meewerkend voorwerp is iemand die meewerkt met het onderwerp. Het meewerkend voorwerp ontvangt iets.

Leon geeft een cadeau aan Emma.

Let op! Niet iedere zin heeft een meewerkend voorwerp.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe haal je het meewerkend voorwerp uit de zin?

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin?

Het vakantiewerk heeft ons vijftig euro opgeleverd.
A
het vakantiewerk
B
heeft opgeleverd
C
ons
D
vijftig euro

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kunnen wij jou een bezoek brengen?

meewerkend voorwerp = …

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

meewerkend voorwerp
Haar moeder
een lange preek.
gaf
haar

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

meewerkend voorwerp
Het meisje
al
had
de uitnodigingen voor het feest
aan de hele klas
gegeven.

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jurgen
leent
zijn pen
aan Michiel.
onderwerp
persoonsvorm
lijdend 
voorwerp
meewerkend voorwerp

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

De meester    moet     haar     de taalles     uitleggen
onderwerp
lijdend
voorwerp
meewerkend voorwerp
pv/gezegde

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

het werkwoordelijk gezegde
het onderwerp
het lijdend voorwerp
het meewerkend voorwerp
Ik
regel
voor hem
een taxi.

Slide 15 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn broer timmert zijn eigen tafel
Ik zag jou.
De zorg biedt nu extra hulp aan ouderen
Heeft hij hun geschreven?
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp

Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

werkwoordelijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
Geef
jij
dat
aan hem?

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn moeder

geeft

mij
een glas ranja
onderwerp
gezegde
meewerkend voorwerp
lijdend
voorwerp

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Moeder kookte een heerlijke maaltijd.
Ik zie haar.
Wij geven jullie een bos bloemen.
Heb je hun geschreven?
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp

Slide 19 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bedenk nu zelf een zin met een meewerkend voorwerp

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

§6 Meewerkend voorwerp
Opdracht op blz. 209
- Maak opdracht 3 op het stencil en lever dit in als je het klaar hebt.
- Maak opdracht 5 in je boek.
- Oefen op taaloefenen.nl tot en met meewerkend voorwerp
en behaal minimaal een 8


Hoe: Je mag zachtjes samenwerken
Nodig: Je boek, een schrift en (markeer)pen
Klaar?  Kijk op www.ad.nl naar het nieuws




timer
15:00

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinsdelen
Persoonsvorm
Zinsdelen
Onderwerp
Lijdend voorwerp
(Samengestelde zinnen)
Meewerkend voorwerp
(Bijwoordelijke bepaling)

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enkelvoudige zinnen






          Ik zwem in het zwembad.                                                   De fans juichen.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengestelde zinnen
Samengestelde zinnen zijn zinnen met meerdere persoonsvormen en onderwerpen. 
Deze zinnen worden bijna altijd verbonden door een voegwoord

Dit is theorie voor het vierde jaar, maar elke derdejaarsstudent maakt al samengestelde zinnen.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe dan?
Dat kun je onder andere doen door enkelvoudige en samengestelde zinnen af te wisselen. 

Enkelvoudige zinnen hebben één persoonsvorm.
Samengestelde zinnen hebben meer dan één persoonsvorm. Enkelvoudige zinnen zijn daardoor vaak korter dan samengestelde zinnen.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DUS
Enkelvoudige zin = 1 persoonsvorm en 1 onderwerp

Samengestelde zin = 2 (of meer) persoonsvormen en 2 (of meer) onderwerpen 



Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe maak je samengestelde zinnen?
Samengestelde zinnen worden samengevoegd via voegwoorden
 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn samengestelde zinnen?

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Herken de
samengestelde zinnen.
A
Ron leest een boek en Lisa een krant.
B
Nadat ik veel ijs at, werd ik misselijk.
C
Je denkt steeds dat Sneep Harry dwarszit.
D
Zeist is een plaats die Harry goed kent.

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Herken de
samengestelde zinnen.
A
Ik vind het fijn dat het mooi weer is.
B
De kinderen houden niet erg van skaten.
C
Een lange zin is niet altijd samengesteld.
D
Als je de stof herhaalt, onthoud je meer.

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Samengestelde zinnen hebben twee of meer persoonsvormen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 31 - Quizvraag

Samengestelde zinnen --> zijn zinnen met meer dan 1 persoonsvorm
Wat is de eerste stap als je samengestelde zinnen moet ontleden?
A
Kijken of er een voegwoord is
B
Kijken of er een woordje tussen het ow en pv staat
C
Kijken of je een woordje tussen ow en pv kan zetten
D
De persoonsvormen zoeken

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef aan of de volgende zinnen enkelvoudig of samengesteld zijn.
enkelvoudig
een enkelvoudige zin heeft maar één persoonsvorm. Er kunnen wel meer werkwoorden zijn. Deze werkwoorden zijn samen onderdeel van het gezegde (werkwoordelijk of naamwoordelijk)
EV
samengesteld
een samengestelde zin heeft twee (of meer) persoonsvormen.
Verander de zin van tijd om te zien wat de persoonsvormen zijn.

SG
enkelvoudige zin
Samengestelde zin
Tijdens de voetbalwedstrijd mogen de supporters niets drinken op de tribune.
Hoewel het kampioenschap de club niet meer kon ontgaan, bleef de trainer zenuwachtig voor de wedstrijd.
De uitblinkende middenvelder wilde nog niet zeggen of hij nog een jaar blijft.
De supporters hopen dat hij besluit nog een jaar bij hun club blijft.
Hij heeft het enorm naar zijn zin, maar een avontuur is ook interessant.
De trainer blijft nog een seizoen of hij gaat toch met pensioen.

Slide 33 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

§4 Samengestelde zinnen
Opdracht:
Maak op blz. 204/205 opdracht 1, 2 en 4 in je boek.




Hoe: Je mag zachtjes samenwerken
Nodig: Een pen, je lesboek
Klaar? Lees het nieuws online




timer
10:00

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies