1. De student kan uitleggen wat het principe is van een indirecte fluorescentietechniek
2. De student kent de verschillende begrippen van ANA
3. De student (her)kent het fluorescentiepatroon van een positief en negatief monster.
4. De student kan veelvoorkomende patronen van een positief monster opnoemen en deze linken met verschillende auto-immuunziekten.
5. De student kan de resultaten van ANA interpreteren.
6. De student weet wanneer hij/zij deze techniek moet toeppassen