Zwachtelen

Zwachtelen
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1-3

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Zwachtelen

Slide 1 - Tekstslide

Zwachtelen
Bij zwachtelen, ook wel compressie therapie, wordt er druk uitgeoefend op delen van het lichaam om oedeem te verminderen. 

Slide 2 - Tekstslide

Zwachtelen
Er zijn veel verschillende materialen beschikbaar voor compressietherapie. Keuze hiervoor is afhankelijk van:

  • voorkeuren van de cliënt
  • aanwezigheid en type van wonden
  • de behandelfase
  • lichamelijke en cognitieve gesteldheid van de cliënt

Slide 3 - Tekstslide

Zwachtelen
De meest gebruikte materialen voor compressietherapie zijn:

  • therapeutisch elastische kousen (TEK, of ‘steunkousen’)
  • zwachtels: elastisch (korte-rek- en lange-rekzwachtels) en niet-elastisch (bijvoorbeeld gipsverband)
  • Adjustable Compression Devices (‘klittenbandzwachtels’)

Slide 4 - Tekstslide

Indicaties

  • (preventie van) oedemen
  • (preventie van) ulcera (wonden)
  • na flebologische ingrepen
  • oppervlakkige en diep veneuze trombose
  • ontstekingsziekten van de huid en onderhuids vetweefsel
  • (preventie van) posttrombotisch syndroom

Slide 5 - Tekstslide

Oedeem
Oedeem is een vochtophoping op plaatsen in het lichaam waar vocht normaal niet of nauwelijks aanwezig is. Dit ontstaat doordat het vocht op bepaalde plaatsen niet kan worden afgevoerd via de bloedsomloop. Oedeem komt vaak voor in de benen, voeten, enkels en longen (longoedeem). Je kunt oedeem herkennen doordat er een putje in de huid blijft staan als je met je vinger op de zwelling drukt.

Oedeem kan onschuldig zijn, maar het kan ook wijzen op een ernstige, onderliggende aandoening, zoals hartfalen of nierfalen.

Slide 6 - Tekstslide

Oedeem
  • Een ongeval, operatie of bestraling.
  • Overgewicht.
  • Een verstopte ader (bijvoorbeeld door trombose).
  • Beschadiging of blokkade van lymfevaten (lymfoedeem).
  • Beschadigde bloedvaten (angio oedeem).
  • Hartfalen. Een verminderde pompfunctie van het hart zorgt ervoor dat het bloed en lichaamsvocht minder goed door de aderen kunnen worden afgevoerd.
  • Nierziekten. Nieren regelen de vochthuishouding van het lichaam. Het niet goed functioneren van de nieren kan zorgen voor vochtophopingen.
  • Leveraandoeningen. 

Slide 7 - Tekstslide

Een open been of vochtophoping in de benen ontstaat vaak door een stoornis in de bloedsomloop. De oorzaak is meestal een gebrekkige bloedafvoer.

Slide 8 - Tekstslide

Het bloed geeft zuurstof en voedingsstoffen af aan het onderbeen en de tenen. Daarna pompt de kuitspier het bloed weer richting het hart. Het ‘reist’ dan tegen de zwaartekracht in (namelijk: naar boven). Kleppen in de aderen zorgen ervoor dat het bloed niet weer terug kan stromen. Wanneer de kuitspierpomp en de kleppen in de aderen niet goed werken ontstaat een vochtophoping. 

Slide 9 - Tekstslide

Ulcus cruris
Ook wel een open been, is een open wond of zweer aan het onderbeen.
Oorzaak is in de meeste gevallen een stoornis in de bloedomloop.

Slide 10 - Tekstslide

Bloedsomloop bij de mens
Het hart pompt, via de slagaderen (arteriën), bloed naar de weefsels in het lichaam. Dit bloed is voorzien van zuurstof en voedingsstoffen, nodig voor de groei en werking van de weefsels. De slagaderen vertakken zich in steeds kleinere bloedvaatjes. De allerkleinste heten haarvaten. Bij deze haarvaten worden de zuurstof en voedingsstoffen uit het bloed gehaald en opgenomen in de weefsels. De haarvaten bundelen zich tot aderen (venen) en het bloed, nu arm aan zuurstof en voedingsstoffen, wordt teruggevoerd naar het hart.


Slide 11 - Tekstslide

Bloedsomloop
Een open been kan ontstaan door een stoornis in
A. het aanvoerende, slagaderlijke systeem of door
B. een afwijking in het afvoerende, aderlijke systeem.

Slide 12 - Tekstslide

 In het eerste geval is er sprake van vernauwing van de slagaderen, zodat er te weinig zuurstof en voedingsstoffen in de weefsels komen, waardoor deze afsterven. Dit leidt tot zeer pijnlijke open plekken die in het algemeen moeilijk genezen. Meestal bevinden deze open plekken zich aan de voeten en tenen.
 In het eerste geval is er sprake van vernauwing van de slagaderen, zodat er te weinig zuurstof en voedingsstoffen in de weefsels komen, waardoor deze afsterven. Dit leidt tot zeer pijnlijke open plekken die in het algemeen moeilijk genezen. Meestal bevinden deze open plekken zich aan de voeten en tenen.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Afwijking in het aderlijk stelsel
De meest voorkomende oorzaak van een open been is een afwijking in het aderlijk stelsel, dus een afvoerstoornis. Hierbij wordt het bloed onvoldoende afgevoerd, hetgeen leidt tot opeenhoping van bloed (stuwing). In staande houding moet het bloed in de aderen, tegen de zwaartekracht in, naar boven worden gepompt. Dit gebeurt voornamelijk door de spieren van de kuit. Lopen is daarom uitstekend, maar lang staan of zitten is slecht voor de bloedafvoer door de aderen.

Slide 15 - Tekstslide

Afwijking in het aderlijkstelsel
In de aderen zijn kleppen aanwezig die in verticale houding het terugstromen van het bloed naar de voeten verhinderen. Als deze kleppen niet meer goed afsluiten, stroomt het bloed gemakkelijk terug, zodat de druk in de aderen en haarvaatjes toeneemt. Door de stilstand in de bloedsomloop loopt de voeding van de weefsels gevaar. De huid wordt kwetsbaarder en er ontstaat gemakkelijk een open been. De beschreven afwijkingen in het aderlijke (veneuze) systeem zijn meestal van blijvende (chronische) aard. Als de kleppen eenmaal kapot zijn, kunnen ze niet meer worden hersteld. 

Slide 16 - Tekstslide

2 fasen compressietherapie

  1. De initiële fase: doelen van de behandeling zijn het verminderen van oedeem en genezing van eventuele wond- of huidproblematiek. In deze fase is preventie hoofdzaak. In de initiële fase wordt er vaak gezwachteld.
  2. De onderhoudsfase: wanneer de doelen uit de initiële fase zijn bereikt, breekt de onderhoudsfase aan. Doel is het voorkomen van het terugkeren van oedeem of wond- of huidproblemen. Hierbij worden vaak steunkousen ingezet.

Slide 17 - Tekstslide

Aandachtspunten
  • Zwachtelen met korte rekzwachtels is alleen zinvol bij cliënten die voldoende kunnen bewegen. Stimuleer passieve cliënten om voldoende te bewegen.
  • Ga voor de start van het zwachtelen na of er mogelijk sprake is van arteriële insufficiëntie. Overleg zo nodig met de behandelaar over het afnemen van een enkel-armindex.
  • Breng de zwachtels glad en zonder kreukels aan, om drukplekken te voorkomen.

Slide 18 - Tekstslide

Aandachtspunten
  • De zwachtel blijft bij het aanleggen als het ware tegen de huid gekleefd en volgt de vorm van het been.
  • Kijk tijdens het zwachtelen 'in de rol'.
  • De kracht waarmee je de zwachtel aantrekt is afhankelijk van
  1. de gewenste druk
  2. de omvang van het ledemaat
  3. de druk die de cliënt kan verdragen.

Slide 19 - Tekstslide

Aandachtpunten
  • In Nederland is er geen overeenstemming over de manier van polsteren. Ga hierbij af op het advies van de behandelaar. Let vooral op de overgang van de voet naar de scheen, enkels, achillespees en het scheenbeen.
  • Als je de zwachtels hebt aangelegd mag je geen openingen (‘vensters’) meer zien.
  • Het is gebruikelijk dat cliënt de korte rekzwachtels 24 uur per dag draagt.
  • Bij zeer omvangrijke benen kan het nodig zijn dat je een derde zwachtel moet gebruiken.

Slide 20 - Tekstslide

Tijdens de handeling kunnen zich de volgende complicaties voordoen:

  • Huid onder het drukverband is geïrriteerd 
  • Er zijn wonden ontstaan tijdens het dragen van de zwachtels
  • Er zijn vensters te zien
  • Pijn of blauwe tenen na het zwachtelen
  • Witte tenen na het zwachtelen

Slide 21 - Tekstslide

Werkwijze
Observeer de conditie van de huid en was zo nodig het ledemaat. Zeker als zwachtels langere tijd blijven zitten, is een goede huidverzorging belangrijk.

Vervang zwachtels minimaal één keer per week. In het begin van de behandeling is het vaak nodig om dit vaker te doen. Soms zelfs één of meerdere keren per dag, als het oedeem snel afneemt.
Voer voorafgaand aan het aanbrengen van zwachtels zo nodig wondbehandeling uit. Let hierbij op voldoende absorberend vermogen van afdekkende verbanden.


Slide 22 - Tekstslide

Stappen
  1. Buisverband
  2. Polsteren
  3. Zwachtelen 

Slide 23 - Tekstslide

Aanmeten buisverband
Aanmeten van buisverband:

  • Als één maat buisverband voldoende is: 1,5 keer de lengte van het gehele been + voet. Breng dit als een kous over het onderbeen tot in de lies aan.
  • Als twee maten buisverband nodig zijn: voor het onderbeen 1,5-2 keer de lengte van onderbeen + voet. Breng dit als een kous over het onderbeen tot enkele cm boven de knie aan. Laat het overtollige materiaal over de tenen afhangen naar beneden. Voor het bovenbeen 1,5-2 keer de lengte van bovenbeen.

Slide 24 - Tekstslide

Buisverband
Beschermen van het been

Slide 25 - Tekstslide

Polsteren
Het doel van polsteren is het verdelen van de druk. Polsteren verlaagt de druk op uitstekende botdelen (bijv. de wreef en de overgang naar het scheenbeen, de enkels en het scheenbeen). Uitstekende botdelen kunnen beschermd worden met 3 hoekjes of repen polstermateriaal. Of je kunt het hele been polsteren, door circulair te zwachtelen met verbandwatten 50% overlap. Volg bij polsteren het advies van de behandelaar. Plaats het polstermateriaal bij voorkeur op een buisverband. Dit is beter voor de huid en voelt prettiger aan voor de cliënt.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Been volgend zwachtelen
Doel hiervan is om de druk gelijkmatig te verdelen.

Leg het begin van de eerste zwachtel aan van de kleine teen (over de voet) in de richting van de grote teen. Op deze manier bewaar je de anatomische stand van de voet zoveel mogelijk.
Zorg ervoor dat de enkel in een hoek van 90 graden staat tijdens het zwachtelen. Dit voorkomt dat de zwachtel op de wreef gaat afknellen en wonden veroorzaakt. Als alleen het onderbeen gezwachteld wordt, eindigt de zwachtel enkele centimeters onder de knieholte, zodat hier geen afknelling plaatsvindt. 

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Vragen?

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide