H33 3 maart objectief en subjectief

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lezen
timer
15:00

Slide 2 - Tekstslide

1. Beschrijf dit schilderij objectief
2. Beschrijf dit schilderij subjectief

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Planning
- Leestoets, inclusief woordenlijst (weging 15%): woensdag 19 maart

- Stijl en formuleren (weging 10%): woensdag 9 april


Slide 5 - Tekstslide

Nieuw lesdoel
Paragraaf 6.7

Ik kan het verschil tussen een feit en een mening herkennen
Ik kan het verschil tussen objectieve en subjectieve informatie herkennen.


Slide 6 - Tekstslide

Aan de slag
Tekst lezen over het Ijslands preventiemodel

Daarna: voortgangstoets 4.3 E

 


Slide 7 - Tekstslide

TEKSTVERBANDEN

Zorgen ervoor dat

woorden, zinnen en alinea's

met elkaar samenhangen.

Slide 8 - Tekstslide

SIGNAALWOORDEN

Aan een

signaalwoord

zie je met

welk tekstverband

je te maken hebt.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

OPSOMMEND VERBAND

Slide 11 - Tekstslide

Ik heb goed geleerd voor de toets. Eerst heb ik woordjes geleerd en de zinnen heb ik geoefend. Ook heeft moeder me overhoord.

De zinnen zijn met elkaar verbonden. 
Aan de woordjes EERST, EN en OOK kun je zien wat de zinnen met elkaar te maken hebben. 
Er wordt namelijk iets opgesomd.
Dit noem je een OPSOMMEND verband

Slide 12 - Tekstslide

TEGENSTELLEND VERBAND

Slide 13 - Tekstslide

Ik heb goed geleerd voor de toets, maar ik heb een onvoldoende gehaald.

De zinnen zijn met elkaar verbonden.
Aan het woordje MAAR kun je zien wat de zinnen met elkaar te maken hebben. 
Er zit namelijk een tegenstelling in.
Dit noem je een TEGENSTELLEND verband

Slide 14 - Tekstslide

TOELICHTEND VERBAND

Slide 15 - Tekstslide

Het hotel is ook geschikt voor jonge kinderen. Denk aan een kinderopvang en een grote speeltuin.

Tussen de zinnen is een verband. 
Aan de woorden DENK AAN kun je zien wat de zinnen met elkaar te maken hebben. 
Er wordt namelijk iets toegelicht.
Dit noem je een TOELICHTEND verband

Slide 16 - Tekstslide

Concluderend verband
Er wordt een conclusie getrokken uit eerdere informatie in de tekst.

Dus, daarom, dat houdt in, kortom, concluderend, al met al

Slide 17 - Tekstslide

Redengevend verband
Geeft aan waarom iemand iets doet of vindt.

Omdat, daarom, want, de reden hiervoor is, dankzij

Slide 18 - Tekstslide

Oorzakelijk verband
toont aan waardoor iets gebeurt (buiten iemands wil om).


Doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, dus, dankzij.

Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag
Tekst lezen over het Ijslands preventiemodel

Daarna: voortgangstoets 4.3 E

 


Slide 20 - Tekstslide