In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Vorige les... PV.
Gebruik de: 1. tijdproef
2. getalproef
om de PV te vinden. Je gebruikt de vraagproef NIET!
Slide 2 - Tekstslide
Waarom gebruik je de vraagproef niet?
A
Als de zin al vragend is, komt de pv niet vooraan te staan.
B
Als je de zin vragend maakt, verander je de functie van de persoonsvorm.
C
Als er meer persoonsvormen in de zin staan, vind je er toch maar één.
Slide 3 - Quizvraag
Alles vergeten..?
De ppt van vorige les kun je inzien via LessonUp. Hij staat in de klas! Als je het bent vergeten, kijk die dan door voordat je verder gaat!
Slide 4 - Tekstslide
Persoonsvorm(en)? 'Merel heeft een computer gebouwd'
A
heeft
B
heeft gebouwd
C
Merel
D
computer
Slide 5 - Quizvraag
Persoonsvorm(en)? Merel gaf haar iPhone aan Jantje.
A
Merel
B
Jantje
C
iPhone
D
gaf
Slide 6 - Quizvraag
Persoonsvorm(en)? 'Wat zou je voor je verjaardag willen hebben?'
A
zou
B
zou willen
C
zou willen hebben
Slide 7 - Quizvraag
Persoonsvorm(en)? 'Het zal nog wel even duren voor ze een nieuwe computer gaat kopen.'
A
zal
B
zal duren
C
zal, gaat
D
zal duren, gaat kopen
Slide 8 - Quizvraag
persoonsvorm(en) 'Volgens Merel heeft iemand haar de iPhone gegeven, hoewel ze hem niet wilde.'
A
heeft
B
heeft gegeven
C
heeft gegeven, wilde
D
heeft, wilde
Slide 9 - Quizvraag
Kom je eruit?
Als je alles goed had, kun je natuurlijk door. Als je minder dan de helft goed had, kun je beter de ppt over de PV nog eens bekijken.
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Er zijn dus hoofd- en bijzinnen. Leg aan de hand van dit feit uit, waarom je de vraagproef niet toepast om de PV te vinden.
Slide 16 - Open vraag
Verdelen in zinsdelen
Elk stukje van een zin heeft een functie, dat is een zinsdeel.
Hoe vind je een zinsdeel?
Slide 17 - Tekstslide
1. zoek de pv.
2. Alles voor de pv is 1 zinsdeel. De pv is een zinsdeel op zich. Probeer nu alles vóór de pv te zetten. Klopt de zin nog? Dan heb je een zinsdeel. Klopt de zin niet meer? Maak het zinsdeel kleiner, tot het wel klopt.
>>>> houd je zinsdeel zo lang mogelijk!
Slide 18 - Tekstslide
Zinsdeel voorbeeld
morgen / verkoopt / mijn oom / tweedehandsboeken.
uitleg: morgen staat voor de pv. mijn oom tweedehandsboeken op de markt / verkoopt / morgen. > klopt niet