Blok 5 Over taal

boek lezen 
timer
10:00
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

boek lezen 
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van de les

  • begrijp je de betekenis van verschillende examenwoorden;
  • begrijp je de betekenis van verschillende woorden uit teksten;
  • weet je wat een dubbele ontkenning is;
  • weet je wat een verhaspeling is;

Slide 2 - Tekstslide

Wat??
Gisteravond heb ik een jas besteld via het internet en die jas kostte helemaal niet duur. Een vriendin van mij zei: "Jij maakt van een olifant een mug." Nou dat gaat het ene oog in en het andere oog uit. Echt hoor dat neem ik gewoon met een druppeltje zout.

Slide 3 - Tekstslide

1.Peter R. de Vries was een 'deskundige' op het gebied van misdaad. Hij loste veel zaken op.
A
iemand die veel van iets weet
B
precies zoals het is geschreven of gezegd
C
duidelijk worden
D
mening

Slide 4 - Quizvraag

Kun je op dit plattegrondje aangeven hoe we het snelst in het centrum komen?
A
ervoor zorgen dat iets niet gebeurt
B
laten zien, aanwijzen
C
zoals iemand het zegt
D
lijst met dingen in een bepaalde volgorde gezegd of geschreven

Slide 5 - Quizvraag



De tuin van mijn opa en oma is piepklein, die van ons juist 'immens'

Zoek in de zin een synoniem of tegenstelling. Noteer dat woord.

Slide 6 - Open vraag

Onze 'huidige' gymleraar is veel strenger dan onze vroegere leraar.


Zoek in de zin een synoniem of tegenstelling. Noteer dat woord.

Slide 7 - Open vraag

Uit een recent onderzoek bleek dat mensen snurken een van de irritantste geluiden vinden.

Wat betekent 'recent?'

Slide 8 - Open vraag

Mijn oma wil voorkomen dat ze geen griep krijgt.

Wat is de dubbele ontkenning?

Slide 9 - Open vraag

Wat is een verhaspeling?
A
twee woorden die door elkaar worden gehaald
B
twee woorden die tegenovergesteld zijn
C
twee woorden die hetzelfde betekenen
D
twee woorden die allebei een ontkenning aangeven

Slide 10 - Quizvraag

In welke zin zit een verhaspeling?
A
Benny wilde de fietser voorbijgaan.
B
Benny wilde de fietser passeren.
C
Benny wilde de fietser voorbij passeren.

Slide 11 - Quizvraag

In welke zin zit een verhaspeling?
A
Deze doos weegt echt zwaar.
B
Deze doos is echt zwaar.
C
Deze doos weegt echt veel.

Slide 12 - Quizvraag


De trainer wilde geen commentaar geven toen de journalist vroeg of hij ontslagen was.
A
iemand die veel van iets weet
B
reactie
C
mening
D
duidelijk worden

Slide 13 - Quizvraag


Wat is jouw opvatting over het gebruik van smartphones in de klas? 
A
iemand die veel van iets weet
B
reactie
C
mening
D
duidelijk worden

Slide 14 - Quizvraag


Uit het onderzoek moet blijken of de verdachte inderdaad de dader van de inbraak is.
A
iemand die veel van iets weet
B
reactie
C
mening
D
duidelijk worden

Slide 15 - Quizvraag

een verhaspeling is: uittesten
Uit welke twee woorden bestaat deze verhaspeling??

Slide 16 - Open vraag

een verhaspeling is: uitprinten
Uit welke twee woorden bestaat deze verhaspeling??

Slide 17 - Open vraag

Aan het einde van de les

  • begrijp je de betekenis van verschillende examenwoorden;
  • begrijp je de betekenis van verschillende woorden uit teksten;
  • weet je wat een dubbele ontkenning is;
  • weet je wat een verhaspeling is;

Slide 18 - Tekstslide


Mijn huidige lesrooster is fijner dan dat van vorig jaar. Ik heb nu geen enkel tussenuur.
Lees de zinnen en vul de grondvorm van de vetgedrukte woorden in. Zet de goede betekenis erachter.

Slide 19 - Open vraag


Ik overweeg om op huiswerkbegeleiding te gaan, maar ik twijfel nog een beetje.
Lees de zinnen en vul de grondvorm van de vetgedrukte woorden in. Zet de goede betekenis erachter.

Slide 20 - Open vraag


Uit een recent onderzoek bleek dat mensen snurken een van de irritantste geluiden vinden.
Lees de zinnen en vul de grondvorm van de vetgedrukte woorden in. Zet de goede betekenis erachter.

Slide 21 - Open vraag

Wat is een synoniem van:
slapen

Slide 22 - Woordweb

Wat is een synoniem van:
praten

Slide 23 - Woordweb

Wat is het tegengestelde van:
immens

Slide 24 - Woordweb

Wat heb je nog niet goed begrepen?

Slide 25 - Open vraag