In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Nederland in 2050
Slide 1 - Tekstslide
Hoe wordt het ruilen van akkers tot grotere akkers ook wel genoemd?
A
Intensieve landbouw
B
Specialisatie
C
Ruilverkaveling
D
schaalvergroting
Slide 2 - Quizvraag
Welk begrip past het beste bij de foto?
A
Smart City
B
Gespecialiseerde voorziening
C
Circulaire materialen
D
Dagelijkse voorziening
Slide 3 - Quizvraag
Welk begrip past bij de omschrijving: ''Beleid om meer woningen te bouwen in en dicht tegen de stad aan.''
A
Verdichting
B
Duurzame steden
C
Herinrichting
D
Compacte stadbeleid
Slide 4 - Quizvraag
Welk begrip past het beste bij de foto?
A
Re-urbanisatie
B
Leefbaarheid
C
Smart City
D
Vergroening
Slide 5 - Quizvraag
Welk begrip past het beste bij de foto?
A
Smart City
B
Gespecialiseerde voorziening
C
Circulaire materialen
D
Dagelijkse voorziening
Slide 6 - Quizvraag
Welk begrip past bij de omschrijving: ''Veranderingen in een arme woonwijk als rijkere mensen er verwaarloosde woningen kopen en opknappen, waardoor de minder welvarende inwoners verdrongen worden.''
A
Inrichting
B
Gentrificatie
C
Ruimtelijke ordening
D
Sociale huurwoning
Slide 7 - Quizvraag
Welk begrip past het beste bij de foto?
A
Smart City
B
Gespecialiseerde voorziening
C
Circulaire materialen
D
Dagelijkse voorziening
Slide 8 - Quizvraag
Hoeveel nieuwe woningen zijn nodig in 2050?
A
0,5 miljoen
B
1 miljoen
C
1,5 miljoen
D
2 miljoen
Slide 9 - Quizvraag
Wat is geen nadeel van verdichting?
A
Kleine appartementen
B
Dure woningen
C
Geen tuin
D
Minder ruimte voor natuur
Slide 10 - Quizvraag
Wat is geen voorbeeld van een smart city?
A
Autoluw
B
Snelweg
C
Automatische verkeerslichten
D
Zonnepanelen
Slide 11 - Quizvraag
Zonnepanelen zijn 100% circulair
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quizvraag
Wat is geen nadeel van intensieve landbouw?
A
Afname boerenbedrijven
B
Trek naar de stad
C
Minder arbeiders
D
Minder machines
Slide 13 - Quizvraag
Welk product is geschikt voor een vertical farm?
A
Sla
B
Runderen
C
Wortels
D
Kersen
Slide 14 - Quizvraag
Wat is het compacte stad-beleid?
A
Dat ze huizen zo dicht mogelijk op elkaar bouwen
B
Zo dicht mogelijk tegen een stadsrand bouwen
C
Beleid wat vergunningen verstrekt voor de bouw van flats
D
Zorgen voor nieuwbouw op oude bedrijventerreinen
Slide 15 - Quizvraag
Huishoudensverdunning wordt onder meer veroorzaakt door
A
een hogere levensverwachting en meer echtscheidingen
B
door een lager geboortecijfer
C
door meer migratie
D
door bevolkingskrimp
Slide 16 - Quizvraag
Waar of niet waar? De Nederlandse bevolking krimpt
A
Waar
B
Niet waar
Slide 17 - Quizvraag
Waarom moeten er zoveel extra woningen gebouwd worden? Welke reden is niet van toepassing?
A
bestaand woningtekort
B
bevolkingsgroei
C
door re-urbanisatie
D
huishoudverdunning
Slide 18 - Quizvraag
Wat is geen reden voor re-urbanisatie?
A
dichtbij de meeste banen
B
dichtbij familie wonen
C
dichtbij opleidingen
D
dichtbij veel voorzieningen
Slide 19 - Quizvraag
Welke twee zinnen over de Randstad zijn juist?
A De Randstad is populair omdat daar het meeste werk en cultuur is. B De Randstad is steeds minder populair door woningtekort en verkeersdrukte. C Door de populariteit van de Randstad neemt de bevolking in Noord Nederland af. D Door de populariteit van de Randstad neemt de bevolking in Oost Nederland toe.
A
A en C
B
A en B
C
C en D
D
B en D
Slide 20 - Quizvraag
Wat is geen gevolg van krimp?
A
Minder voorzieningen
B
Leefbaarheid gaat achteruit
C
Meer voorzieningen
D
Leegstaande winkels
Slide 21 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van een krimpgebied?
A
Noord-Oost Groningen
B
Zuid-Limburg
C
Zeeland
D
Noord-Holland
Slide 22 - Quizvraag
Wat is de drempelwaarde?
A
Aantal mogelijke klanten binnen de reikwijdte
B
Minimum bedrag dat je moet uitgeven in een winkel
C
Minimum aantal mensen die nodig zijn voor een voorziening