Adjectives

Welcome to today's English lesson!
With Ms Frijns
Who is this?
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welcome to today's English lesson!
With Ms Frijns
Who is this?

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

By the end of this lesson, you...
...have practised your vocabulary. 
...have practised your speaking skills. 
...know what adjectives are.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Table of Contents
Speaking activity: theme words
Explanation: adjectives
Work by yourselves

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Test Date
Write down in your Plenda:
Listening test 1 (2x)
Wednesday, December 4th

What do you need to study?
Nothing! Watch some Netflix if you want to ;)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Speaking activity
  1. Form pairs
  2. You will see three words on the board. These are theme words. 
  3. You get one minute to talk about the words. What do you think about? What could the words have in common?
  4. Discuss together in ENGLISH!

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verband tussen de woorden?
director
cast
equipment
timer
1:30

Slide 6 - Tekstslide

Barbie = blockbuster
Audience 
glamourous
Wat is het verband tussen de woorden?
Blockbuster
timer
1:30
Audience
moving

Slide 7 - Tekstslide

Barbie = blockbuster
Audience 
glamourous
Wat is het verband tussen de woorden?
timer
1:30
Celebrities
Red carpet
in public

Slide 8 - Tekstslide

paparazi
celebrities
glamorous
Wat is het verband tussen de woorden?
timer
1:30
gossip
publicity
glamorous

Slide 9 - Tekstslide

Next episode
sequal
plot twist
Explanation: Adjectives

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Adjectives: gebruik
She is happy
That dog is cute
He is wearing a nice outfit. 

Wat is een adjective?
Je gebruikt een 'adjective' om meer
informatie te geven over een zst. naamwoord.
NL = bijvoeglijk naamwoord 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Adjectives: gebruik
She is happy
That dog is cute
He is wearing a nice outfit. 

Stel de 'what'-vraag:
What is she? happy. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Adjectives: gebruik
She is happy
That dog is cute
He is wearing a nice outfit. 

Stel de 'what'-vraag:
What is she? happy. 
What is the dog? cute. 
What is the outfit he is wearing? nice.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Give me some examples (in English)!

Slide 14 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Adjectives: Plaats
She is happy
That dog is cute
He is wearing a nice outfit. 

Waar staat een 'adjective' in de zin?

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Adjectives: Plaats
She is happy
That dog is cute
He is wearing a nice outfit. 

Waar staat een 'adjective' in de zin?
1. Vóór het zelfstandig naamwoord
2. Na een vorm van 'to be'

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Make a sentence with the following words:
game - he - awesome
(careful! You need to add more words!)

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Make a sentence with the following words:
book - she - sad
(careful! You need to add more words!)

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Over to you...
Work on the weektask (week 50)

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies