In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
H2 jongeren
oefentoets
Slide 1 - Tekstslide
Waarden
Waarden: Alles wat iemand belangrijk vindt.
Voorbeelden:
Vrijheid
Familie
Gezondheid
Tip: een waarde kun je meestal in één woord omschrijven.
Slide 2 - Tekstslide
Normen
Normen Regels over hoe jij en anderen zich moeten gedragen.
Waarde
Voorbeelden normen
Familie
“Je zorgt voor je ouders als ze dat zelf niet meer kunnen.”
Vrijheid
“Iedereen moet vrij zijn om te geloven wat hij wil.”
Vriendschap
"Beschermen, opkomen voor elkaar."
Slide 3 - Tekstslide
Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Bij socialisatie leer je je te gedragen volgens de regels van een groep of samenleving. 2. School, werk en media zijn voorbeelden van organisaties die invloed hebben op je gedrag.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist
Slide 4 - Quizvraag
Welke antwoord ontbreekt in beide zinnen? (1 antwoord mogelijk)
1. Door het maken van wetten heeft de overheid invloed op ………….. 2. In gezinnen dragen de oudere kinderen bij aan …………. van de jongere kinderen
A
de cultuur
B
het werk
C
de socialisatie
D
de aangeboren eigenschappen
Slide 5 - Quizvraag
Welke uitspraak past het best bij mensen die vinden dat je vooral uit aangeleerde eigenschappen bestaat?
A
Zonder aanleg word je geen wereldkampioen
B
Door hard te trainen kun je in de sport heel ver komen
C
Voetbaltalent is aangeboren, dat kun je nauwelijks aanleren
D
Ook al train je elke dag, zonder talent word je geen topvoetballer
Slide 6 - Quizvraag
Als Premier Rutte een foto op insta zet van zichzelf in een strakke zwembroek, liggend op het strand, dan is er sprake van
A
rolgedrag
B
roldoorbrekend gedrag
C
rolbevestigend gedrag
D
een vooroordeel
Slide 7 - Quizvraag
Wat kun je het beste invullen in onderstaande zin het beste?
Er is sprake van …………...................................als een fabrieksdirecteur zelf achter de lopende band gaat staan.
A
zelfbescherming
B
rolbevestigend gedrag
C
roldoorbrekend gedrag
D
asociaal gedrag
Slide 8 - Quizvraag
Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Met identiteit bedoelen we dat je iemand nadoet. 2. Iemand zegt: ´Ik ben gelovig.´ Hij spreekt dan over zijn internalisatie.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist
Slide 9 - Quizvraag
Welk woord is weggelaten?
Het ………….............................. van andere normen en waarden, heeft te maken met tolerantie.
A
accepteren
B
verwerpen
C
bestrijden
D
belachelijk maken
Slide 10 - Quizvraag
Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Asociaal gedrag is een vorm van abnormaal gedrag. 2. Als je iemands normen niet meer begrijpt, dan noem je zijn/haar gedrag vaak abnormaal.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist
Slide 11 - Quizvraag
Welke stelling is juist?
1. De plaats waar je woont of vandaan komt speelt een rol bij het ontstaan van een groepsgevoel. 2. Een geloof speelt geen rol bij groepsgevoel.
A
Uitspraak 1 is juist, uitspraak 2 is onjuist
B
Uitspraak 1 is onjuist, uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist
Slide 12 - Quizvraag
Je spreekt op internet met verschillende mensen af om naar de première van een nieuwe serie te gaan. Dan is er sprake van groepsgevoel op basis van:
A
plaats
B
belangen
C
interesses
D
jongerencultuur
Slide 13 - Quizvraag
Een whatapp groep met alle buurtbewoners is een voorbeeld van:
A
sociale controle
B
sancties
C
Imitatie
D
Identificatie
Slide 14 - Quizvraag
Leren hoe je je binnen een groep moet gedragen, noem je:
A
Socialisatie
B
Internalisatie
C
Imitatie
D
Sanctie
Slide 15 - Quizvraag
1. Aangeleerde normen en waarden die vanzelfsprekend zijn geworden, noemen we ...
A
Cultuur
B
Socialisatie
C
Internalisatie
D
Identiteit
Slide 16 - Quizvraag
Veiligheid, eerlijkheid, liefde en vriendschap zijn voorbeelden van ....