1. Bij socialisatie leer je je te gedragen volgens de regels van een groep of samenleving. 2. School, werk en media zijn voorbeelden van organisaties die invloed hebben op je gedrag.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist
1 / 24
volgende
Slide 1: Quizvraag
MaatschappijleerMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3
In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Bij socialisatie leer je je te gedragen volgens de regels van een groep of samenleving. 2. School, werk en media zijn voorbeelden van organisaties die invloed hebben op je gedrag.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist
Slide 1 - Quizvraag
Welke antwoord ontbreekt in beide zinnen? (1 antwoord mogelijk)
1. Door het maken van wetten heeft de overheid invloed op ………….. 2. In gezinnen dragen de oudere kinderen bij aan …………. van de jongere kinderen
A
de cultuur
B
het werk
C
de socialisatie
D
de aangeboren eigenschappen
Slide 2 - Quizvraag
Welke uitspraak past het best bij de nurture-aanhangers?
A
Zonder aanleg word je geen wereldkampioen
B
Door hard te trainen kun je in de sport heel ver komen
C
Voetbaltalent is aangeboren, dat kun je nauwelijks aanleren
D
Ook al train je elke dag, zonder talent word je geen topvoetballer
Slide 3 - Quizvraag
Als Premier Rutte een foto op insta zet van zichzelf in een strakke zwembroek, liggend op het strand, dan is er sprake van
A
rolgedrag
B
roldoorbrekend gedrag
C
rolbevestigend gedrag
D
een vooroordeel
Slide 4 - Quizvraag
Wat kun je het beste invullen in onderstaande zin het beste?
Er is sprake van …………...................................als een fabrieksdirecteur zelf achter de lopende band gaat staan.
A
zelfbescherming
B
rolbevestigend gedrag
C
roldoorbrekend gedrag
D
asociaal gedrag
Slide 5 - Quizvraag
Wat is een goed voorbeeld van rolgedrag?
A
Een bankdirecteur gaat op de fiets naar zijn werk
B
Een leerling haalt een hoog cijfer door te spieken
C
Een leerling zegt tegen anderen dat hij niet hard heeft geleerd voor een toets
D
Een wiskundeleraar laat een tattoo zetten
Slide 6 - Quizvraag
Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Met identiteit bedoelen we dat de internalisatie is afgerond. 2. Iemand zegt: ´Ik ben gelovig.´ Hij spreekt dan over zijn internalisatie.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist
Slide 7 - Quizvraag
Welk woord is weggelaten?
Het ………….............................. van andere normen en waarden, heeft te maken met tolerantie.
A
accepteren
B
verwerpen
C
bestrijden
D
belachelijk maken
Slide 8 - Quizvraag
Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Asociaal gedrag is een vorm van abnormaal gedrag. 2. Als je iemands normen niet meer begrijpt, dan noem je zijn/haar gedrag vaak abnormaal.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist
Slide 9 - Quizvraag
Welke stelling is juist?
1. Bij polarisatie staan twee groepen scherp tegenover elkaar. 2. Als mensen in de samenleving verschillende meningen hebben over Zwarte Piet, kan dat tot polarisatie leiden.
A
Alleen stelling 1 is juist
B
Alleen stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist
Slide 10 - Quizvraag
Welke stelling is juist?
1. De plaats waar je woont of vandaan komt speelt een rol bij het ontstaan van een groepsgevoel. 2. Een geloof speelt geen rol bij groepsgevoel.
A
Uitspraak 1 is juist, uitspraak 2 is onjuist
B
Uitspraak 1 is onjuist, uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist
Slide 11 - Quizvraag
Je spreekt op internet met verschillende mensen af om naar de première van een nieuwe serie te gaan. Dan is er sprake van groepsgevoel op basis van:
A
plaats
B
belangen
C
interesses
D
jongerencultuur
Slide 12 - Quizvraag
Een whatapp groep met alle buurtbewoners is een voorbeeld van:
A
sociale controle
B
sancties
C
Imitatie
D
Identificatie
Slide 13 - Quizvraag
Leren hoe je je binnen een groep moet gedragen, noem je:
A
Socialisatie
B
Internalisatie
C
Imitatie
D
Sanctie
Slide 14 - Quizvraag
1. Aangeleerde normen en waarden die vanzelfsprekend zijn geworden, noemen we ...
A
Cultuur
B
Socialisatie
C
Internalisatie
D
Identiteit
Slide 15 - Quizvraag
Wanneer jij beleefd bent tegen ouderen is dat waarschijnlijk...................?
A
nature
B
sociale cohesie
C
internalisatie
D
polarisatie
Slide 16 - Quizvraag
Rechtvaardigheid, veiligheid, leefbaarheid en harmonie zijn voorbeelden van ....
A
waarden
B
belangen
C
normen
D
rechtsregels
Slide 17 - Quizvraag
Wat is een generatie conflict?
Slide 18 - Open vraag
In een belangentegenstelling
A
wil je hetzelfde bereiken, heb je dezelfde doelen en belangen met elkaar
B
heb je ruzie met elkaar
C
botst de ene waarde met de andere norm
D
botst het belang van de een met het belang van de ander
Slide 19 - Quizvraag
Identificatie is:
A
Kenmerken van jezelf bij een ander zien
B
Iemand die dezelfde taal spreekt bijv.
C
Iemand met dezelfde kleding bijv.
D
Al het bovenstaande
Slide 20 - Quizvraag
Iedere dag ben je afhankelijk van een heleboel onbekende mensen. Geef hier twee voorbeelden van.
Slide 21 - Open vraag
Waarom is criminaliteit een maatschappelijk probleem? Gebruik de drie kenmerken van een maatschappelijk probleem in je antwoord.
Slide 22 - Open vraag
Leg uit of de maatregel een gedragsregel of een wetsregel betreft.
Slide 23 - Open vraag
De agent controleert een opgevoerde scooter. Met een opgevoerde scooter overtreed je een GEDRAGSREGEL / WETSREGEL, omdat …