De gemiddelde snelheid is ongeveer 25,8 km per uur.
afstand in km
1,5
?
tijd in seconden
209,27
3600
Slide 3 - Tekstslide
Bewoners in Manitoba
De oppervlakte van Canada is 9 984 670 km2.
Van de oppervlakte van Canada bestaat deel uit water.
a Hoeveel km2 water heeft Canada?
Slide 4 - Tekstslide
Antwoord
deel van 9 984 670 km2 is 9 984 670 : 12 ≈ 832 056 km2.
121
Slide 5 - Tekstslide
Standaardvorm
Bij een dopingcontrole bedroeg de hoeveelheid clenbuterol die bij wielrenner Contador gemeten werd in zijn bloed 0,000 000 000 005 gram.
T Noteer dit getal in de standaardvorm.
Slide 6 - Tekstslide
Antwoord
0,000 000 000 005 gram = 5 × gram
10−12
Slide 7 - Tekstslide
Vergelijking oplossen
Los de volgende vergelijking op met de balansmethode.
2x+7=-3(7-2x)
Slide 8 - Tekstslide
Antwoord
2x+7=−21+6x
−4x=−28
x=7
Slide 9 - Tekstslide
Auto’s in Nederland
In de tabel zie je gegevens van 2015 over het bezit van auto’s van de Nederlanders van 18 jaar en ouder. Je ziet onder andere dat 50,4% van de Nederlanders in 2015 een auto had.
Hoeveel personen van 18 jaar en ouder woonden er in totaal in Nederland? Rond je antwoord af op honderdtallen.
Slide 10 - Tekstslide
Antwoord
6 666 900 × 100 = 50,4 × ?
? = 6 666 900 × 100 : 50,4 ≈ 13 227 976
In Nederland woonden ongeveer 13 227 800 personen van 18 jaar en ouder.
aantal personen
6 666 900
?
percentage
50,4
100
Slide 11 - Tekstslide
Productie van een fabriek
Met de formule a=20t kun je het aantal apparaten a berekenen dat in een fabriek is geproduceerd na t uur. De totale kosten TK in euro’s kun je berekenen met de formule TK=5a+300.
Bereken de totale kosten na 8 uur.
Stel een formule op waarbij de totale kosten TK worden uitgedrukt in de tijd t.
Herleid de formule zo ver mogelijk.
Slide 12 - Tekstslide
Antwoord
De totale kosten zijn € 1.100,-.
a=20⋅8=160
TK=5⋅160+300=1100
TK=5⋅20t+300
KT=100t+300
Slide 13 - Tekstslide
Verbanden
Slide 14 - Tekstslide
Antwoord
Tabel A: Het product van x en y is altijd 72.
Dus : tabel A hoort bij een omgekeerd evenredig verband.
Tabel B hoort niet bij een recht of bij een omgekeerd evenredig verband.
Tabel C: De verhouding van x en y is altijd 2,5.
Dus: tabel C hoort bij een recht evenredig verband.