2.b digitaal lezen

2.b digitaal lezen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

2.b digitaal lezen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je weet wat leesdoelen, leesmanieren en de kenmerken van digitaal lezen zijn;
  •  Je kan in een digitale tekst een leesroute kiezen om informatie te vinden;
  • Je kan digitale teksten beoordelen op hun digitale kenmerken.

Slide 2 - Tekstslide

Maar eerst even terug naar de vorige les...

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een archetype?

Slide 4 - Open vraag

Omschrijf in eigen woorden wat 'stereotype' betekent

Slide 5 - Woordweb

Helden
Archetype --> oermodel.
Voor het oermodel van de traditionele held moeten we terug naar de Griekse mythes met avonturen van stoere mannen zonder angst. Herakles die met een leeuw vocht. Griekse heros is jong, knap, sterk en nagenoeg onoverwinnelijk. Helden vervelen nooit. 

Oorspronkelijk --> Man is held, vrouw moest worden gered. Van dit stereotype wijken we tegenwoordig af. Vrouwen zijn net zo heldhaftig als mannen. 

Slide 6 - Tekstslide

2.B: Digitaal lezen

Slide 7 - Tekstslide

Hoeveel uur per dag kijk je ongeveer op je beeldscherm?

Slide 8 - Woordweb

Hoeveel tijd daarvan ben je aan het lezen?

Slide 9 - Woordweb

Is het leesdoel hetzelfde als je een tekst van scherm of papier leest? Leg uit

Slide 10 - Open vraag

Maakt het voor je leesmanier uit of je van scherm of papier leest?
Leg uit!

Slide 11 - Open vraag

Lezen is lezen, digitaal of niet.
Eens
Oneens

Slide 12 - Poll

Digitaal lezen
Hyperlinks --> linkjes waar je op kunt klikken waardoor je uit de tekst gaat en ergens anders belandt. Kan leiden naar extra uitleg, video met achtergrondinformatie of een brontekst waar de auteur naar verwijst. Leveren dus veel extra informatie op. 
Leesroute --> Klik je op alle linkjes of niet? 
Leeshouding --> doelloos surfen of juist gericht informatie opzoeken. Actieve en geconcentreerde leeshouding, gericht op het zo goed mogelijk begrijpen van de tekst. 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link

Toepassing
Wat zijn hyperlinks?

Noem drie dingen waar een hyperlink vaak naar verwijst.

Het is niet handig om iedere hyperlink in een tekst te volgen. Waarom niet?

Wat is meestal jouw leesroute door een digitale tekst? Lees je de tekst van voor naar achter? Volg je vaak hyperlinks of juist niet? Licht toe. 

Slide 15 - Tekstslide

Even kort opfrissen...

Slide 16 - Tekstslide

Welke leesdoelen ken je nog?
(waarom lees ik deze tekst?)

Slide 17 - Open vraag

Bij elk leesdoel hoort ook een leesmanier;
welke 5 leesmanieren ken je?

Slide 18 - Open vraag

Leesmanieren
  1. Verkennend lezen
  2. Intensief lezen
  3. Studerend lezen
  4. Zoekend lezen
  5. Kritisch lezen 

Slide 19 - Tekstslide

Je bekijkt de titel, inleiding, tussenkopjes, afbeeldingen, slot.

Welke leesmanier is dit?
A
Verkennend lezen
B
Kritisch lezen
C
Zoekend lezen
D
Studerend lezen

Slide 20 - Quizvraag

Je wilt weten of het klopt wat de schrijver zegt.

Welke leesmanier is dit?
A
Verkennend lezen
B
Kritisch lezen
C
Zoekend lezen
D
Studerend lezen

Slide 21 - Quizvraag

Als je een samenvatting maakt van een tekst en actief met de tekst aan de slag gaat, noem je dat...
A
Verkennend lezen
B
Kritisch lezen
C
Intensief lezen
D
Studerend lezen

Slide 22 - Quizvraag

Je leest een tekst van begin tot eind.

Leesmanier = ?
A
Verkennend lezen
B
Kritisch lezen
C
Zoekend lezen
D
Intensief lezen

Slide 23 - Quizvraag

Als je wilt weten hoe laat de film begint, ga je de tekst...
A
Verkennend lezen
B
Kritisch lezen
C
Zoekend lezen
D
Intensief lezen

Slide 24 - Quizvraag

Welke leesmanier past bij de volgende situaties?
  1. Je leest je geschiedenisboek omdat je morgen een proefwerk hebt.
  2. Om een boek te kiezen voor de leeslijst, lees je een paar flapteksten.
  3. Je wilt weten wie toch die rappende blogger is over wie iedereen het heeft en gaat op internet op zoek naar  informatie over hem.


Beantwoord eerst individueel de vragen, overleg daarna met je buurman/buurvrouw of je hetzelfde hebt opgeschreven!
timer
5:00

Slide 25 - Tekstslide

Welke leesmanier past bij de volgende situaties?
1. Je leest je geschiedenisboek omdat je morgen een proefwerk hebt. 
Het doel is om belangrijke informatie uit de tekst te onthouden. Daar hoort studerend lezen bij.

2. Om een boek te kiezen voor de leeslijst, lees je een paar flapteksten.
Het doel is ongeveer weten waarover een boek gaat. Daar hoort verkennend lezen bij.

3. Je wilt weten wie toch die rappende blogger is over wie iedereen het heeft en gaat op internet op zoek naar  informatie over hem.
Het doel is om informatie over een bepaald onderwerp te vinden. Daar hoort zoekend lezen bij. 


Slide 26 - Tekstslide

Aan de slag! 
H2. Goed en kwaad

B. Digitaal lezen, blz. 28
Lezen: HB blz. 60/61 en 64/65
Maken: opdracht 4 t/m 14

Klaar? Ga dan je woordenlijst leren en oefenen!

Slide 27 - Tekstslide