grammatica taalmenu simpel

• NT2
• ISK
• Speciaal Onderwijs
• Leerroute a1

grammatica taalmenu easy

Ik drink geen koffie, maar

1. ik drink geen thee
2. ik thee drink
3. ik drink thee
4. ik dronk thee

Ik wil morgen wel komen,

1. maar ik morgen geen tijd heb
2. maar heb ik morgen geen tijd
3. maar morgen ik heb geen tijd
4. maar ik heb morgen geen tijd

Ik heb hoofdpijn,

1. maar ga ik toch naar school
2. maar naar school ik ga toch
3. maar ik ga toch naar school
4. maar ik ga naar school toch

Hij is moe,

1. maar hij gaat niet naar bed
2. maar naar bed niet hij gaat
3. maar hij niet naar bed gaat
4. maar gaat hij niet naar bed

Ik wil een auto kopen maar.....

Ze maakt een afspraak met de dokter, want

1. ze heeft al drie dagen kiespijn
2. heeft ze veel pijn in haar rug
3. ze veel pijn in haar rug heeft
4. ze heeft veel pijn in haar rug

Ik ga naar de markt, want

1. de groente goedkoop is daar
2. het fruit is daar goedkoop en vers
3. daar de kleren goedkoop zijn
4. ik heb geen geld

Ze heeft veel pijn, want

1. ze gevallen hard op straat is
2. ze is hard op straat gevallen
3. op straat ze hard gevallen is
4. ze is gevallen hard op straat

Ik ben niet zo blij,

1. want ik heb ruzie met mijn beste vriend
2. want ik ruzie met mijn beste vriend heb
3. omdat heb ik ruzie
4. omdat ik ruzie heb

Ik ga even naar de winkel, want....

Ik moet de politie bellen, omdat

1. de kachel kapot is
2. is gestolen mijn bankpasje
3. is mijn bankpasje op de markt gestolen
4. mijn bankpasje op de markt gestolen is

Ik wens haar succes, omdat

1. een belangrijk examen ze morgen heeft
2. ze heeft morgen een belangrijk examen
3. ze morgen een belangrijk examen heeft
4. morgen ze heeft een belangrijk examen

Ik vind december niet zo'n leuke maand, omdat

1. de kachel is kapot
2. het is dan koud
3. dan is het donker
4. het dan koud en donker is

Hij neemt altijd de trein naar zijn werk,

1. want hij dan sneller is
2. omdat hij is dan sneller op zijn werk
3. omdat hij dan sneller op zijn werk is
4. omdat sneller op zijn werk hij is

Ik ben boos, omdat.....

Ik ga naar buiten,

1. als het regent niet
2. omdat het regent niet
3. want het niet regent
4. als het niet regent

Ik ben morgen heel blij,

1. als ik voor het examen slaag
2. als voor het examen ik slaag
3. als de kachel kapot is
4. als ik voor het examen zak

Ik ga met mijn vriendin naar de stad, als.....

Ik blijf vanmiddag thuis, ....................... ik bezoek krijg van mijn vriend en
zijn kinderen.

Twee cursisten praten ......... elkaar ......... de vakantie.

Ik blijf in bed liggen, ..................... ik moe ben.

Gisteravond ging ik laat naar bed, ..........................ik had een
feest bij mijn vriend.

Vroeger gingen veel mensen één keer per jaar op vakantie.
Nu ....... ze 2 keer per jaar.

Er rijden een paar auto’s langzaam ........ de straat.

Vroeger ................ de mensen alles in kleine winkels.
Nu kopen ze alles in de supermarkt.