grammatica taalmenu simpel

grammatica taalmenu easy
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISKSpeciaal OnderwijsLeerroute a1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

grammatica taalmenu easy

Slide 1 - Tekstslide

Ik drink geen koffie, maar
A
ik drink geen thee
B
ik thee drink
C
ik drink thee
D
ik dronk thee

Slide 2 - Quizvraag

Ik wil morgen wel komen,
A
maar ik morgen geen tijd heb
B
maar heb ik morgen geen tijd
C
maar morgen ik heb geen tijd
D
maar ik heb morgen geen tijd

Slide 3 - Quizvraag

Ik heb hoofdpijn,
A
maar ga ik toch naar school
B
maar naar school ik ga toch
C
maar ik ga toch naar school
D
maar ik ga naar school toch

Slide 4 - Quizvraag

Hij is moe,
A
maar hij gaat niet naar bed
B
maar naar bed niet hij gaat
C
maar hij niet naar bed gaat
D
maar gaat hij niet naar bed

Slide 5 - Quizvraag

Ik wil een auto kopen maar.....

Slide 6 - Open vraag

Ze maakt een afspraak met de dokter, want
A
ze heeft al drie dagen kiespijn
B
heeft ze veel pijn in haar rug
C
ze veel pijn in haar rug heeft
D
ze heeft veel pijn in haar rug

Slide 7 - Quizvraag

Ik ga naar de markt, want
A
de groente goedkoop is daar
B
het fruit is daar goedkoop en vers
C
daar de kleren goedkoop zijn
D
ik heb geen geld

Slide 8 - Quizvraag

Ze heeft veel pijn, want
A
ze gevallen hard op straat is
B
ze is hard op straat gevallen
C
op straat ze hard gevallen is
D
ze is gevallen hard op straat

Slide 9 - Quizvraag

Ik ben niet zo blij,
A
want ik heb ruzie met mijn beste vriend
B
want ik ruzie met mijn beste vriend heb
C
omdat heb ik ruzie
D
omdat ik ruzie heb

Slide 10 - Quizvraag

Ik ga even naar de winkel, want....

Slide 11 - Open vraag

Ik moet de politie bellen, omdat
A
de kachel kapot is
B
is gestolen mijn bankpasje
C
is mijn bankpasje op de markt gestolen
D
mijn bankpasje op de markt gestolen is

Slide 12 - Quizvraag

Ik wens haar succes, omdat
A
een belangrijk examen ze morgen heeft
B
ze heeft morgen een belangrijk examen
C
ze morgen een belangrijk examen heeft
D
morgen ze heeft een belangrijk examen

Slide 13 - Quizvraag

Ik vind december niet zo'n leuke maand, omdat
A
de kachel is kapot
B
het is dan koud
C
dan is het donker
D
het dan koud en donker is

Slide 14 - Quizvraag

Hij neemt altijd de trein naar zijn werk,
A
want hij dan sneller is
B
omdat hij is dan sneller op zijn werk
C
omdat hij dan sneller op zijn werk is
D
omdat sneller op zijn werk hij is

Slide 15 - Quizvraag

Ik ben boos, omdat.....

Slide 16 - Open vraag

Ik ga naar buiten,
A
als het regent niet
B
omdat het regent niet
C
want het niet regent
D
als het niet regent

Slide 17 - Quizvraag

Ik ben morgen heel blij,
A
als ik voor het examen slaag
B
als voor het examen ik slaag
C
als de kachel kapot is
D
als ik voor het examen zak

Slide 18 - Quizvraag

Ik ga met mijn vriendin naar de stad, als.....

Slide 19 - Open vraag

Ik blijf vanmiddag thuis, ....................... ik bezoek krijg van mijn vriend en
zijn kinderen.

Slide 20 - Open vraag

Twee cursisten praten ......... elkaar ......... de vakantie.

Slide 21 - Open vraag

Ik blijf in bed liggen, ..................... ik moe ben.

Slide 22 - Open vraag

Gisteravond ging ik laat naar bed, ..........................ik had een
feest bij mijn vriend.

Slide 23 - Open vraag

Vroeger gingen veel mensen één keer per jaar op vakantie.
Nu ....... ze 2 keer per jaar.

Slide 24 - Open vraag

Er rijden een paar auto’s langzaam ........ de straat.

Slide 25 - Open vraag

Vroeger ................ de mensen alles in kleine winkels.
Nu kopen ze alles in de supermarkt.

Slide 26 - Open vraag