H8 TL4

In China leven 1.357 miljoen mensen. Het nationaal inkomen is 3.284 miljard. Wat is het gemiddelde inkomen per hoofd van de bevolking?
A
2240
B
4202
C
2420
D
4002
1 / 22
volgende
Slide 1: Quizvraag
economieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

In China leven 1.357 miljoen mensen. Het nationaal inkomen is 3.284 miljard. Wat is het gemiddelde inkomen per hoofd van de bevolking?
A
2240
B
4202
C
2420
D
4002

Slide 1 - Quizvraag

Noem drie kenmerken van een ontwikkelingsland

Slide 2 - Open vraag

Wat betekent het als een land een monocultuur heeft?
A
Dit land heeft slechts 1 exportproduct
B
Dit land heeft maar 1 import product
C
Dit land is afhankelijk van 1 exportproduct
D
Dit land is afhankelijk van 1 importproduct

Slide 3 - Quizvraag

Hoe noemen we het wanneer een land zijn producten niet verkoopt om de prijs op te drijven?
A
Buffervoorraden
B
Monocultuur
C
Grondstofovereenkomst
D
Ruilvoet

Slide 4 - Quizvraag

Hoe noemen we het wanneer een land afhankelijk is van slecht een of twee producten voor de inkomsten bij de export?
A
Buffervoorraden
B
Monocultuur
C
Grondstofovereenkomst
D
Ruilvoet

Slide 5 - Quizvraag

Zo noemen we de verhouding tussen de prijzen van het exportproduct van een land en de importproducten
A
Buffervoorraden
B
Monocultuur
C
Grondstofovereenkomst
D
Ruilvoet

Slide 6 - Quizvraag

Hoe noemen we het wanneer een land afspraken maakt met andere landen over de prijs van hun producten?
A
Buffervoorraden
B
Monocultuur
C
Grondstofovereenkomst
D
Ruilvoet

Slide 7 - Quizvraag

Hoe noemen we de situatie waarin de oorzaak van het ene probleem een gevolg is van het vorige probleem?
A
Buffervoorraden
B
Monocultuur
C
Vicieuze cirkel
D
Ruilvoet

Slide 8 - Quizvraag

Wat doet de wereldbank?
A
Heeft als doel om ontwikkelingslanden te helpen
B
Heeft als doel om ontwikkelde landen te helpen
C
Heeft als doel om microkredieten te verstrekken
D
Heeft als doel om de wereld te verbeteren

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een microkrediet
A
Een kleine lening voor mensen in ontwikkelingslanden
B
Een kleine lening voor mensen in ontwikkelde landen
C
Een grote lening voor mensen in ontwikkelingslanden
D
Een lening voor mensen in kleine landen

Slide 10 - Quizvraag

Wat voor soort hulp wordt er verleend wanneer er men in een land een de vicieuze cirkel wil doorbreken?
A
Noodhulp
B
Structurele hulp

Slide 11 - Quizvraag

Wat voor soort hulp wordt er verleend wanneer er in een land een aardbeving heeft plaatsgevonden?
A
Noodhulp
B
Structurele hulp

Slide 12 - Quizvraag

Wat voor soort hulp wordt er verleend wanneer er in een land een aardbeving heeft plaatsgevonden?
A
Noodhulp
B
Structurele hulp

Slide 13 - Quizvraag

Het bouwen van scholen in een ontwikkelingsland is een voorbeeld van....
A
noodhulp
B
structurele hulp

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van bilaterale hulp?
A
Wanneer Nederland rechtstreeks hulp bied aan Ghana
B
Wanneer Nederland hulp biedt aan twee andere landen

Slide 15 - Quizvraag

Hoe noemen wij de hulp waar voorwaarden aan gesteld worden?
A
Ongebonden hulp
B
Gebonden hulp

Slide 16 - Quizvraag

Hulp op korte termijn is altijd
A
noodhulp
B
structurele hulp

Slide 17 - Quizvraag

Nederland moet 0,7% van het nationaal inkomen uitgeven aan ontwikkelingshulp. Het nat. inkomen is 780 miljard. Wat moet Nederland dan dus uitgeven aan ontwikkelingshulp?
A
546.000.000
B
546.000
C
546.000.000.000
D
5.460.000

Slide 18 - Quizvraag

Geef een voorbeeld van ontwikkelingssamenwerking

Slide 19 - Open vraag

Cacao boeren in Senegal krijgen een eerlijke prijs voor hun chocolade. Dit noemen we
A
monocultuur
B
cooperatie
C
bilaterale hulp
D
Fair trade

Slide 20 - Quizvraag

Coöperaties kunnen helpen in ontwikkelingslanden. Wat zijn coöperaties?
A
kleine boeren in ontwikkelingsland
B
samenwerken van kleine boeren
C
melk bedrijven in ontwikkelingsland
D
grote bedrijven in ontwikkelingsland

Slide 21 - Quizvraag

Hoe noemen we een samenwerkingsverband tussen kleine boeren in ontwikkelingslanden?
A
monocultuur
B
bilaterale hulp
C
noodhulp
D
coöperatie

Slide 22 - Quizvraag