week 36

week 36
  • grammatica: zinsontleding
  • spelling: werkwoordspelling --> werkwoordsvormen
  • leesvaardigheid: leesmanieren
  • schrijfvaardigheid: creatief schrijven
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

week 36
  • grammatica: zinsontleding
  • spelling: werkwoordspelling --> werkwoordsvormen
  • leesvaardigheid: leesmanieren
  • schrijfvaardigheid: creatief schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Stappenplan zinsontleding

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Neem de zinnen over in je schrift:


1. Mijn moeder organiseert graag leuke feestjes in de schoolvakanties.
2. De directeur heeft aan het begin van het schooljaar een speech gegeven.
3. De mentor zal ons het nieuwe rooster volgende week geven.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Kijk de opdracht na:
1 bwb          7 bwb
2 lv               8 lv
3 mv            9 bwb
4 lv               10 bwb
5 ond          11 mv
6 mv            12 ond



Slide 6 - Tekstslide

Aant. 2 grammatica
Bijvoeglijke bepaling
De bijvoeglijke bepaling is geen apart zinsdeel, maar hoort bij een ander zinsdeel. Het geeft extra informatie over een zelfstandig naamwoord.
De bijvoeglijke bepaling kan voor of achter het zelfstandig naamwoorden staan.
VB:
De intelligente leerlingen van klas 3A nemen de nieuwe aantekening over.



Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Spelling
Welke werkwoordsvormen hebben we vorige week behandeld?

Slide 9 - Tekstslide

AANT. 1 SPELLING Werkwoordsvormen
  • Persoonsvorm: past zich aan het onderwerp van de zin aan. Vind je door de zin vragend te maken of van tijd te veranderen.
  • Voltooid deelwoord: is nooit het enige werkwoord in de zin en staat meestal achteraan. Begint vaak met ge-.
  • Infinitief: hele werkwoord, staat meestal achteraan in de zin
  • Gebiedende wijs: meestal een wens of een bevel. 

Slide 10 - Tekstslide

Het nieuwtje … (verspreiden) zich snel door de school.
A
persoonsvorm
B
gebiedende wijs
C
infinitief
D
voltooid deelwoord

Slide 11 - Quizvraag

Die schilder heeft gisteren ons hele huis ... (verven).
A
persoonsvorm
B
gebiedende wijs
C
infinitief
D
voltooid deelwoord

Slide 12 - Quizvraag

Het ... (gebeuren) me niet nog een keer dat ik mijn gymspullen vergeet.
A
persoonsvorm
B
gebiedende wijs
C
infinitief
D
voltooid deelwoord

Slide 13 - Quizvraag

Voor de pauze moet het huiswerk worden ... (inleveren) via Its Learning.
A
persoonsvorm
B
gebiedende wijs
C
infinitief
D
voltooid deelwoord

Slide 14 - Quizvraag

Ik … (beven) enorm toen ik … ( zien) wat er … (gebeuren).
A
persoonsvorm
B
gebiedende wijs
C
infinitief
D
voltooid deelwoord

Slide 15 - Quizvraag

Ik … (beven) enorm toen ik … ( zien) wat er … (gebeuren).
A
persoonsvorm
B
gebiedende wijs
C
infinitief
D
voltooid deelwoord

Slide 16 - Quizvraag

AANT. 2 SPELLING
  • Enkelvoudige zin: een zin met één persoonsvorm
    Hij heeft de opdrachten in zijn schrift gemaakt.

  • Samengestelde zin: een zin met meerdere persoonsvormen.
    Hij heeft de opdrachten gemaakt en daarna is hij naar buiten gegaan.

  • Verander de zin van tijd om de persoonsvormen te vinden!
    Hij had de opdrachten gemaakt en daarna was hij naar buiten gegaan.

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeelden samengestelde zinnen
  1. Toen de twee verhuizers de loodzware bank … (optillen), … (vallen) een van hen achterover.
  2. De vliegen … (zoemen) om mijn oren, waarna ik ze met een krant heb … (verjagen).
  3. Ik ben gisteren binnen … (blijven), want het heeft de hele dag … (regenen).

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Link

Schrijfvaardigheid
1x per week werken aan schrijfvaardigheid:

- creatieve schrijfopdrachten (kort verhaal, gedicht, rap, etc.)
- zakelijke schrijfopdrachten (e-mail, brief, brochure, artikel, etc.)
- losse schrijfopdrachten (beter leren formuleren)

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Jouw eigen tijdscapsule
Maak de begeleidende brief af die hoort bij een tijdcapsule over jou. Schrijf op z’n minst iets over de volgende dingen:

- Schrijf wanneer de capsule geopend mag worden.  
- Vertel iets over jezelf en de tijd waarin je leeft;
- Benoem minstens 3 voorwerpen uit de capsule;
- Omschrijf bij ieder voorwerp in minstens twee zinnen waarom je dit gekozen hebt;
- Spreek je verwachting uit over de toekomst: wat is het grootste verschil tussen onze tijd en de tijd waarin de capsule geopend mag worden?

Maak een geheel van de tekst en gebruik minstens 100 woorden.

Slide 23 - Tekstslide