Schrijven - week 7 werkwoordspelling VT

Nederlands
door Jolien de Kock-Visscher
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
door Jolien de Kock-Visscher

Slide 1 - Tekstslide

week 5
Schrijven van een verslag
week 6
Werkwoordspelling tegenwoordige tijd
week 7
Werkwoordspelling verleden tijd
week 8
Voorjaarsvakantie
week 9
Herhaling werkwoordspelling tt en vt
week 10
Interpunctie (leestekens)
week 11
Schrijfopdracht + elkaar beoordelen
week 12
Vaak voorkomende schrijffouten
week 13
Spaties en streepjes
week 14
Nakijken deel begeleidingsplan/feedback

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik
-Werkwoordspelling tegenwoordige tijd.

Slide 3 - Tekstslide

Deze les
-Werkwoordspelling verleden tijd.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Welk van de onderstaande werkwoorden is een zwak werkwoord?
A
zong
B
liep
C
beantwoordde
D
begreep

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Hoe schrijf je het werkwoord in de vt?
'Toen ik je gisteren tegenkwam ... (groeten) jij mij niet.'

Slide 10 - Open vraag

Wat is juist?
A
Ik beantwoorde jouw e-mail te laat.
B
Ik beantwoordde jouw e-mail te laat.

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Hoe schrijf je het werkwoord in de vt?
'Ik ... (beven) enorm toen ik zag wat er gebeurd was.'

Slide 13 - Open vraag

Wat is juist?
A
Wij verbaasten ons er niet over.
B
Wij verbaasden ons er niet over.

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Hoe schrijf je het werkwoord in de vt?
'Ik ... (recyclen) het lege flesje.'

Slide 16 - Open vraag

Wat is juist?
A
Storm Corrie verwoeste ons tuinhuisje.
B
Storm Corrie verwoestte ons tuinhuisje.

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Dictee oefening 1

Slide 19 - Open vraag

Dictee oefening 2

Slide 20 - Open vraag

Dictee oefening 3

Slide 21 - Open vraag

Dictee oefening 4

Slide 22 - Open vraag

Bedenk (in tweetallen) drie zinnen met daarin een voltooid deelwoord.

Slide 23 - Woordweb

Werkwoordspelling verleden tijd?
πŸ˜’πŸ™πŸ˜πŸ™‚πŸ˜ƒ

Slide 24 - Poll

Slide 25 - Tekstslide