11 maart KM2A

KM2A 
Donderdag 11 maart 
Blokuur Nederlands
Spelling hoofdstuk 3!
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

KM2A 
Donderdag 11 maart 
Blokuur Nederlands
Spelling hoofdstuk 3!

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Hoe spel je de tegenwoordige tijd?
• Hoe herken ik een voltooid deelwoord?
• Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord ( zo kort mogelijk!)


Slide 2 - Tekstslide

Blz. 231 = wwspelling
https://www.youtube.com/watch?v=VZt5A-QKimA 

https://www.youtube.com/watch?v=JiNs794-QF0 

Slide 3 - Tekstslide

Blz. 85
Bespreken opdracht 1,2 en 3

Slide 4 - Tekstslide

Lastige werkwoorden (blz 110)
Het gebeurt allemaal zo snel!
Het is allemaal zo snel gebeurd!

Wat is het GROTE verschil?

Slide 5 - Tekstslide

Dat (vinden).....tt je vast zielig voor dat beestje!

Slide 6 - Open vraag

Na (douchen) te hebben, was ik weer (opfrissen) voltooid dw.

Slide 7 - Open vraag

werkwoorden: De kreeft (worden)......tt opgegeten door de haai.

Slide 8 - Open vraag

tt:
Zij (beantwoorden) ..... de vraag.
A
beantwoort
B
beantword
C
beantwoord
D
beantwoordt

Slide 9 - Quizvraag

(Worden) je broer ook lid van
de hockeyclub?

Slide 10 - Open vraag

De jongen (bewaren) de spullen
op zolder.

Slide 11 - Open vraag

Wat hoort op de ..... ?

"ik ........ deze taalquiz heel leuk"
timer
0:30
A
vinden
B
vind
C
vindt
D
vonden

Slide 12 - Quizvraag

Bij het voltooid deelwoord gebruik je...
A
stam +t
B
t kofschip

Slide 13 - Quizvraag

Juiste spelling voltooid deelwoord.

De overvaller heeft alles snel (bekennen).
A
bekent
B
bekend

Slide 14 - Quizvraag

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
Zij hebben (betalen).
A
betaalt
B
betaald

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de vt (ik vorm) van kiezen?
A
kieste
B
koos
C
kiesde
D
kiezte

Slide 16 - Quizvraag

Wat is goed?
Hij (gooien) .......... (v.t.) de bal.
A
gooi
B
gooit
C
gooite
D
gooide

Slide 17 - Quizvraag

Noem voorbeelden van een voltooid deelwoord.

Slide 18 - Open vraag

Hij (binden) het touw stevig vast
A
bindt
B
bind
C
bint
D
bin

Slide 19 - Quizvraag

bijvoeglijk gebruikt volt. dw
1. zo kort mogelijk
2. maar de uitspraak mag niet veranderen
3. als het voltooid deelwoord einidgt op -en, dan ook wanneer          het bijvoeglijk gebruikt wordt

Slide 20 - Tekstslide

Welke vorm hoort op de puntjes te staan?
Hij hing de .......foto boven de bank
A
vergroten
B
vergrootte
C
vergrote
D
vergroote

Slide 21 - Quizvraag

Welke vorm hoort op de puntjes?
De .........toren staat op de monumentenlijst
A
verlichten
B
verlichte
C
verlichtte
D
verlichtten

Slide 22 - Quizvraag