Samenvattingsles Unit 2

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Welcome!!

Volgende week vrijdag toets!

Planning:

Keuzes:

- Zelf gaan leren

- Woordjes, dagen, maanden & rangtelwoorden leren met StudyGo

- Oefentoets maken

- Meedoen met herhaling

Hoe?

- In stilte

- Zelfstandig

- Muziek luisteren mag

- Maak gebruik van de tijd!!

January
February
March
April
May
June

July
August
September
October
November
December

New grammar: months

Monday
Tuesday
Wednesday
Thursday
Friday
Saturday

Sunday

New grammar: days

Dates

                Data in het Engels schrijf je zo: 

The + rangtelwoord + of + maand: 

The fifth of December.

Datum + de dag!

Data in het Engels schrijf je zo, 

maar soms moet je ook de dag erbij zeggen!

LET OP HOOFDLETTERS

dag + the + rangtelwoord + of + maand: 

Monday the fifth of December.

Meestal gewoon -s	Star -> Star s Jacket -> Jacket s Cat -> Cat s
-f wordt -ves	Leaf -> Leave s Scarf -> Scarve s Wolf -> Wolve s
-y wordt -ies	Lady -> Lad ies Baby -> Bab ies Puppy -> Pupp ies
Uitzonderingen:	Child -> Children Tooth -> Teeth Foot -> Feet

Have of has?

I	Have
You	Have
He/She/It	Has
We	Have
You	Have
They	Have

I have a dog

You have a dog

He/She/It has a dog

We have a dog

You have a dog

They have a dog

Don't of Doesn't?

I	Don't
You	Don't
He/She/It	Doesn't
We	Don't
You	Don't
They	Don't

I don't have a cat

You don't have a cat

He/She/It doesn't have a cat

We don't have a cat 

You don't have a cat

They don't have a cat

Staat het onderwerp in meervoud? -> many

Staat het onderwerp in enkelvoud? -> much

You have so ...... flowers!

I have too ..... work to do

many

much

much & many

Wat is het rangtelwoord van 26?

Wat is het rangtelwoord van 20?

Wat is het rangtelwoord van 9?

Wat is het rangtelwoord van 3?

Schrijf de dag + rangtelwoord + maand voluit
(In het Engels!!)
vrijdag 25 september

Schrijf de dag + rangtelwoord + maand voluit
(In het Engels!!)
woensdag 19 maart

One elf, Two ....
(Vul het woord in meervoud in)

One baby, Two ....
(Vul het woord in meervoud in)

One child, Two ....
(Vul het woord in meervoud in)

One classmate, Two ....
(Vul het woord in meervoud in)

One party, Two ....
(Vul het woord in meervoud in)

Schrijf in het engels:
Ik heb een kat

Schrijf in het engels:
Zij heeft een kat

Schrijf in het engels:
Wij hebben geen kat

Schrijf in het engels:
Hij heeft geen kat

Ik ben goed voorbereid voor de toets

😒🙁😐🙂😃