Woordbenoeming online herhaling

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
- Herhalen
- Koppelwerkwoord
- Nakijken
- Oefenen

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen woordbenoeming en zinsontleding?

Slide 3 - Open vraag

De hond/ bijt/ de man
ond pv. lv
A
woordbenoeming
B
zinsontleding

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

De hond slaapt diep.
Wat voor soort werkwoord is slaapt?
A
Zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 7 - Quizvraag

"Geeft de belangrijkste handeling aan"
Over welk werkwoord gaat deze beschrijving?
A
Het zelfstandig werkwoord
B
Het hulpwerkwoord

Slide 8 - Quizvraag

Woordsoorten: Koppelwerkwoord
- Zelfstandig werkwoord
- Hulpwerkwoord
- Koppelwerkwoord

Slide 9 - Tekstslide

Woordsoorten: Koppelwerkwoord
- Zelfstandig werkwoord:
Ik stuur een kaartje naar mijn tante.
- Hulpwerkwoord:
Gisteren heeft mijn beste vriend een wedstrijd snookeren gewonnen
- Koppelwerkwoord:
De kat is al een tijdje ziek.

Slide 10 - Tekstslide

Koppelwerkwoorden
Zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen

Het koppelwerkwoord verbindt het onderwerp van de zin met een eigenschap / toestand: een zelfstandig naamwoord of bijvoeglijk naamwoord

Slide 11 - Tekstslide

Koppelwerkwoorden
Het huis is groot.
De portemonnee blijkt kwijt te zijn.
Het proefwerk lijkt moeilijk.
Nepdokters heten ook wel kwakzalvers.
De fiets is gloednieuw.


Slide 12 - Tekstslide

Aan de deur komen vaak mensen collecteren
Collecteren is hier:
A
ZWW
B
KWW
C
HWW

Slide 13 - Quizvraag

Aan de deur komen vaak mensen collecteren
komen is hier:
A
ZWW
B
KWW
C
HWW

Slide 14 - Quizvraag

Zijn jullie dan op Vlieland?
zijn is hier:
A
ZWW
B
KWW
C
HWW

Slide 15 - Quizvraag

Waarom heet een koppelwerkwoord een koppelwerkwoord?

Slide 16 - Open vraag

antwoord: Het koppelwerkwoord koppelt het onderwerp aan hetgeen wat er over het onderwerp gezegd wordt.
Waarom heet een koppelwerkwoord een koppelwerkwoord?

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Hoe noem je het onderstaande woord
"fiets"
A
Lidwoord (lw)
B
Bijvoeglijk naamwoord (bnw)
C
Zelfstandig naamwoord (znw)
D
Voorzetsel (vz)

Slide 19 - Quizvraag

Hoe noem je het onderstaande woord
"Madelief"
A
Lidwoord (lw)
B
Bijvoeglijk Naamwoord (bnw)
C
Zelfstandig naamwoord (znw)
D
Voorzetsel (vz)

Slide 20 - Quizvraag

Hoe noem je het woord "voor" in
"voor de deur"
A
Lidwoord (lw)
B
Bijvoeglijk Naamwoord (bnw)
C
Zelfstandig naamwoord (znw)
D
Voorzetsel (vz)

Slide 21 - Quizvraag

Hoe noem je het woord "de" in
"voor de deur"
A
Lidwoord (lw)
B
Bijvoeglijk Naamwoord (bnw)
C
Zelfstandig naamwoord (znw)
D
Voorzetsel (vz)

Slide 22 - Quizvraag

Noem voorbeelden van een
bijvoeglijk naamwoord

Slide 23 - Woordweb

Noem de drie "lidwoorden (lw)"

Slide 24 - Open vraag

Welk voornaamwoorden staan in deze zin:
Voor deze koffie kunnen we het beste jouw kopjes gebruiken.
A
Persoonlijk en bezittelijk
B
Persoonlijk, bezittelijk en aanwijzend
C
Persoonlijk en aanwijzend
D
Persoonlijk

Slide 25 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een vragend voornaamwoord?
A
als
B
waar
C
wie
D
daar

Slide 26 - Quizvraag

HOE laat is het eigenlijk?

Wat voor woord is HOE?
A
vragend vnw
B
betrekkelijk vnw
C
Iets anders
D
aanwijzend vnw

Slide 27 - Quizvraag

Wat ga je doen?
- Je kijkt de antwoorden na die je tot nu toe hebt gemaakt met het antwoordenblad (zie Teams chat/bestanden)
- Je gaat verder met oefenen via de site op de volgende dia, oefen met de onderdelen waar je de meeste fouten in had/ het lastigste vindt.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Link