H2.1 Periodiek systeem

H2 Bouwstenen van stoffen
§2.1 - Periodiek systeem
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H2 Bouwstenen van stoffen
§2.1 - Periodiek systeem

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Na deze les weet ik...:
  • de geschiedenis van het atoom in het kort

Na deze les kan ik...:
  • uitleggen waarom we gebruik maken van modellen bij scheikunde
  • massa, plaats en lading noemen van proton, neutron en elektron
  • uitleggen wat atoomnummer en massagetal betekenen
  • Binas gebruiken om atoom te beschrijven / tekenen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Dalton
"Een atoom is een massief bolletje".
Elke atoomsoort heeft zijn eigen afmeting.

1808 - John Dalton
Kleuren atoommodellen

Slide 4 - Tekstslide

Rutherford
"Een atoom bestaat uit een positief geladen kern en een negatief geladen elektronenwolk."
Atoomkern = protonen + neutronen Elektronenwolk = elektronen.
Elk atoom heeft een atoomnummer en atoommassa.
1911 - Ernest Rutherford 

Slide 5 - Tekstslide

Rutherford
Het atoommodel van Rutherford:
  • Kern met protonen en neutronen
  • Rond de kern zit de 'elektronenwolk'

  • Een atoom is elektrisch neutraal

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Bohr
"De elektronen zitten in verschillende bolvormige banen rond de kern".

1913 - Niels Bohr 

Slide 8 - Tekstslide

Bohr
Het atoommodel van Bohr:
  • Kern met protonen en neutronen
  • Rond de kern zitten elektronen georganiseerd in schillen

  • Een atoom is elektrisch neutraal

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Rutherford en Bohr
Atoommodel van Rutherford     en      Atoommodel van Bohr





Beide moet je kunnen omschrijven

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Massa van een element
  • Een proton en een neutron hebben beide een massa van 1,000 atomaire massa eenheid (a.m.e.) of u (unit)
  • Een electron heeft een veel kleinere massa en kan verwaarloost worden

  • Binas tabel 99



Slide 14 - Tekstslide

Nog even een tip
- Het massagetal van een atoom = Protonen + Neutronen
- Protonen = gelijk aan atoomnummer

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Isotopen
  • Zelfde element, ander massagetal
  • => verschillend aantal neutronen 

Slide 17 - Tekstslide

Schrijfwijze elementen
Binas Tabel 99

Slide 18 - Tekstslide

Isotopen
Van veel elementen zijn verschillende isotopen bekend.


Sommige zijn kunstmatig, de rest komt voor in de natuur

Hoeveel procent van de ene isotoop voorkomt in de natuur staat in BINAS 25.


Slide 19 - Tekstslide

Periodiek systeem
  • Een horizontale rij: periode
  • => Gerangschikt op massa

  • Een verticale kolom: groep
  • => Gerangschikt op eigenschappen

Speciale groepsnamen:
  • Groep 1: alkalimetalen
  • Groep 2: aardalkalimetalen
  • Groep 17: halogenen
  • Groep 18: edelgassen

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Periodiek systeem
In groepen staan de elementen die vergelijkbare eigenschappen hebben t.o.v. elkaar:
  • Alkalimetalen reageren heftig met water
  • Edelgassen reageren niet met andere atomen of moleculen.
  • Water = H2O, Dus x in HxS = ?

Slide 23 - Tekstslide

Het element fluor heeft atoomnummer 9 en massagetal 19. De bouw van het atoom is dus
A
19 p, 10 n, 19 e
B
9 p, 10 n, 9 e
C
10 p, 9 n, 10 e
D
9 p, 19 n, 9 e

Slide 24 - Quizvraag

Bij wie past
deze omschrij-
ving van het
atoommodel?
A
John Dalton
B
Ernest Rutherford
C
Niels Bohr

Slide 25 - Quizvraag

Isotopen verschillen van elkaar in ...
A
Aantal protonen
B
Aantal elektronen
C
Aantal protonen en elektronen
D
Aantal neutronen

Slide 26 - Quizvraag

Geef de massagetallen van de drie koolstof isotopen.
A
6-6-6
B
6-7-8
C
12-13-14
D
18-19-20

Slide 27 - Quizvraag

In de natuur komen twee isotopen van koolstof voor: C-12 en C-13. Hiernaast zie je de kernen van beide isotopen.
Hoe kan je deze twee vormen van koolstof van elkaar scheiden?
A
Met een chemische reactie want de isotopen reageren soms verschillend
B
Met een centrifuge want de isotopen verschillen in massa
C
Je kan ze niet scheiden.

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Tekstslide

Evaluatie leerdoelen
Beschrijf het atoommodel van Dalton.
Beschrijf het atoommodel van Rutherford.
Beschrijf het atoommodel van Bohr.
Leg uit wat isotopen zijn.
Leg hoe het Binas kan worden gebruikt om het aantal neutronen van een atoom te kunnen uitrekenen.
Welke 4 belangrijke groepen zijn er?
Wat zijn groepen en perioden?
Hoe zijn de verschillende groepen ingedeeld?

Slide 30 - Tekstslide

Huiswerk
Maak de volgende opdrachten:
Lees HS2.1 (blz. 38-42)
Maak de vragen 1 t/m 17 van 16 alleen a en b (blz. 43-44)
Kijk de opdrachten goed na, wanneer je ze gemaakt hebt.
Maak een notitie van de vragen die je niet snapte of waarvan je meer uitleg wil hebben.
Stel deze vragen de volgende les.

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video