Lesbrief crisis hoofdstuk 2 deel 1

Hoofdstuk 2
2.1 arbeidsdeling en arbeidsproductiviteit
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 2
2.1 arbeidsdeling en arbeidsproductiviteit

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het eind van de les kan je
- uitleggen dat specialisatie ruil nodig maakt;
- uitleggen wat transactiekosten zijn;
- uitleggen wat het verschil is tussen directe ruil en indirecte  ruil;
- uitleggen wat de 3 functies van geld zijn.
-uitleggen wat het verschil is tussen de nominale en intrinsieke waarde van geld

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Specialisatie maakt ruil nodig
Anja heeft alleen maar schapen
Karel heeft alleen maar brood
Hassan heeft alleen maar groente

Als Karel vlees op zijn brood wil, zal hij een brood moeten ruilen met een schaap van Anja.

Slide 4 - Tekstslide

Transactiekosten
Hoeveel brood is een schaap waard?

Transactiekosten: alle moeite die je moet doen om een ruil tot stand te laten komen. Dit kan gemeten zijn in geld maar ook in tijd

Slide 5 - Tekstslide

timer
0:30
Welke transactiekosten heb je bij het kopen van een scooter?

Slide 6 - Woordweb

Direct ruil Vs. Indirecte ruil
Directe ruil: Goederen tegen goederen, ruil in natura.


Indirecte ruil: ruilen met geld als ruilmiddel.

Slide 7 - Tekstslide

Directe ruil
Indirecte ruil
Brood → groente
Brood → geld → groente

Slide 8 - Sleepvraag

Wat kunnen we nog meer met geld?
3 functies van geld:
  1. Ruilmiddel
  2. Rekenmiddel: prijzen vergelijken
  3. Spaarmiddel: geld bewaren voor later.

Slide 9 - Tekstslide

Waarde van geld
Intrinsieke waarde: de materiaalwaarde van geld.
Nominale waarde: de waarde die op het geld gedrukt staat.

Slide 10 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het eind van de les kan je
- uitleggen dat specialisatie ruil nodig maakt;
- uitleggen wat transactiekosten zijn;
- uitleggen wat het verschil is tussen directe ruil en indirecte         ruil;
- uitleggen wat de 3 functies van geld zijn.
-uitleggen wat het verschil is tussen de nominale en intrinsieke waarde van geld

Slide 11 - Tekstslide

Huiswerk

Maken: opgave 2.1 t/m 2.11



Slide 12 - Tekstslide