9 februari - persoonlijk en bezittlijk voornaamwoord

Welkom!
Lezen
Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Lezen
Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

CD van jou of jouw?
Het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord.

Slide 3 - Tekstslide

Hoe zit het ook alweer?
Wie gaat er met mij en mijn vrienden mee naar de stad?

Slide 4 - Tekstslide

hen of hun?
"hun" als persoonlijk voornaamwoord gebruik je bij een MV zonder voorzetsel; in alle andere gevallen gebruik je "hen" als persoonlijk voornaamwoord

Slide 5 - Tekstslide

Maar: Zij geeft hun hun hen.

Slide 6 - Tekstslide

Zij geven hun Hun hun hen.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Hun is nooit onderwerpsvorm!

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Zullen wij hun deze som even uitleggen?
zullen-wij-hun-som=
A
zww-pers-bez-zn
B
hww-pers-bez-eig
C
hww-pers-pers-zn
D
kop-pers-pers-zn

Slide 11 - Quizvraag

Dat zusje van haar is zo irritant!
haar-is-irritant
A
bez-kop-bn
B
bez-hww-bn
C
pers-kop-bn
D
pers-kop-zn

Slide 12 - Quizvraag

Hij was niet aanwezig op het feest van zijn Franse geliefde.
hij-was-zijn-Franse
A
pers-zww-bez-eig
B
zn-zww-bez-eig
C
pers-kop-bez-eig
D
pers-kop-bez-bn

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Video

Slide 15 - Tekstslide

Mijn fiets is gestolen.

Mijn=
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
voorzetsel
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 16 - Quizvraag

Welke van de onderstaande voorbeelden bevat een persoonlijk voornaamwoord?
A
Jouw verhaal
B
Het verhaal van jou
C
Onze telefoon
D
Geef elkaar een hand

Slide 17 - Quizvraag

Door welke persoonlijke voornaamwoorden kan je de personen in deze zin vervangen?

2. Mijn moeder heeft Mick straf gegeven.
A
Zij + hij
B
Zij + hem
C
Haar + hij
D
Haar + hem

Slide 18 - Quizvraag

Het woord:
JOUW
is een
A
persoonlijk voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 19 - Quizvraag

Werk OP FLUISTERTOON verder aan de opdrachten in Outlook Agenda

Par. 8 opdracht 1 t/m 4

Slide 20 - Tekstslide