Werkwoorden bijvoeglijk naamwoord en herhaling

Spelling werkwoorden
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Spelling werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Lezen: 10 minuten in stilte

Slide 2 - Tekstslide

Jeroen … (bevestigen) dat hij er vrijdag bij is.

Slide 3 - Open vraag

De jongens … (lopen) gisteren samen van school naar huis.

Slide 4 - Open vraag

Met een handdruk … (overhandigen) de directeur de leerlingen hun diploma

Slide 5 - Open vraag

Dit nieuws heeft mij echt … (verbazen)

Slide 6 - Open vraag

Opa's woning was … (vervuilen) nadat zijn werkster was .. (ontslaan)

Slide 7 - Open vraag

De hond … (blaffen) gisteravond de hele buurt wakker.

Slide 8 - Open vraag

De leerlingen … (klagen) vorige week enorm over de toetsen.

Slide 9 - Open vraag

... (steunen) op een klasgenoot ... (strompelen) Jim de klas uit

Slide 10 - Open vraag

Lopen is een voorbeeld van een..
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord

Slide 11 - Quizvraag

voltooid deelwoord vs. bijvoeglijk naamwoord

Slide 12 - Tekstslide

Van deelwoorden een BN maken
- soms moet je een e toevoegen

teleurgesteld (vd) --> een ... coach
teleurstellend (od) --> een ... uitslag

Slide 13 - Tekstslide

Van deelwoorden een BN maken
- Soms moet je voor de uitspraak 'tt' of 'dd' schrijven.
- beklad (vd) --> De ... auto
- bezet (vd) --> de ... stad

Slide 14 - Tekstslide

Van deelwoorden een BN maken
- voltooid deelwoorden die eindigen op -en, veranderen niet als ze een bijvoeglijk naamwoord worden
- verloren (vd) --> de ... portmonnee

Slide 15 - Tekstslide

Maken: opdrachten spelling werkwoorden H5

Slide 16 - Tekstslide