Week 4 Ne 3K Herhaling Spelling

Weektaak 27
Hallo leerlingen,
Dit wordt een herhalingsles spelling. 
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare school

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Weektaak 27
Hallo leerlingen,
Dit wordt een herhalingsles spelling. 

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling Spelling
We gaan deze week Spelling herhalen van de werkwoorden, in de tegenwoordige én de verleden tijd. Ga naar De brug, bladzijde 260 en lees alle groene stukken t/m bladzijde 263.
Hierna maak je álle opdrachten, dus 1 t/m 10, bladzijde 260 t/m 263. Bij het lezen van jullie schrijfopdrachten heb ik geconstateerd dat het hard nodig is dat jullie de spelling van werkwoorden herhalen.

Slide 2 - Tekstslide

Schema
Op bladzijde 264 staat een schema over de werkwoordspelling. Dit schema begint met het zoeken naar de persoonsvorm in een zin. Als je deze gevonden hebt, zoek je de andere werkwoorden in de zin en benoem je die. Je kijkt hiervoor bij het kopje 'nee' in de tabel. Bij het kopje 'ja' worden in de twee kolommen de tegenwoordige en de verleden tijd van de persoonvorm uitgelegd. 

Slide 3 - Tekstslide

overzicht
Aan het begin van het school jaar hebben jullie allemaal een overzicht van mij ontvangen, met daarin de uitleg over de persoonsvorm, het werkwoordelijk gezegd, het onderwerp  enzovoort. Bewaar dit overzicht goed en neem het volgend jaar weer altijd mee naar de lessen Nederlands. Samen met het overzicht op bladzijde 272 van je boek, heb je een goed 'houvast' bij het spellen van je werkwoorden.

Slide 4 - Tekstslide

teksten
Als je teksten schrijft, let je op de spelling van je werkwoorden. Je kijkt of je een zin schrijft met één werkwoord of meerdere. Als je één werkwoord gebruikt in een zin, dan weet je meteen dat dit de persoonsvorm is. Dan kijk je welk persoonlijk voornaamwoord ervoor staat en spel je het werkwoord volgens de regels. Als je meerdere werkwoorden schrijft in een zin, zoek je de persoonsvorm en pas je dezelfde regel toe. Je weet nu dat er dan nog een voltooid deelwoord, een onvoltooid deelwoord óf een infinitief (hele werkwoord) moet volgen. Als dit een voltooid deelwoord is, pas je de regels van het x-kofschip toe.

Slide 5 - Tekstslide

onvoltooid deelwoord
Als iets nog bezig is of was terwijl je erover schrijft, gebruik je het onvoltooid deelwoord (ov). Dit is het hele werkwoord (infinitief) + d of de:
                 Lezend in mijn boek, luisterde ik naar de radio.
                 Luisterend naar de radio lees ik een boek.

Slide 6 - Tekstslide

bijvoeglijk naamwoord
We weten natuurlijk allang wat een bijvoeglijk naamwoord is. Dit zegt iets over het zelfstandig naamwoord: 
                                                                                        Wat een leuke jongen!
Het voltooid en onvoltooid deelwoord worden ook gebruikt als bijvoeglijk naamwoord. Je moet dit meteen kunnen herkennen.

Slide 7 - Tekstslide

voorbeeld van bijvoeglijk gebruik
De berg is beklommen: de beklommen berg (er verandert niets)
De auto is gerepareerd: de gerepareerde auto (er komt een e bij)
Het water is stijgend: het stijgende water (er komt een e bij)

In voorbeeld 1 en 2 komen de bijvoeglijke naamwoorden van een voltooid deelwoord (vd), in voorbeeld 3 van een onvoltooid deelwoord (od).

Slide 8 - Tekstslide

Jeroen … (bevestigen) dat hij er vrijdag bij is.

Slide 9 - Open vraag

De jongens … (lopen) gisteren samen van school naar huis.

Slide 10 - Open vraag

Met een handdruk … (overhandigen) de directeur de leerlingen hun diploma

Slide 11 - Open vraag

Dit nieuws heeft mij echt … (verbazen)

Slide 12 - Open vraag

Opa's woning was … (vervuilen) nadat zijn werkster was .. (ontslaan)

Slide 13 - Open vraag

De hond … (blaffen) gisteravond de hele buurt wakker.

Slide 14 - Open vraag

De leerlingen … (klagen) vorige week enorm over de toetsen.

Slide 15 - Open vraag

... (steunen) op een klasgenoot ... (strompelen) Jim de klas uit

Slide 16 - Open vraag

Lopen is een voorbeeld van een..
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord

Slide 17 - Quizvraag

maak een bijvoeglijk naamwoord
teleurgesteld (vd) --> een ... coach

teleurstellend (od) --> een ... uitslag

Slide 18 - Tekstslide

maak een bijvoeglijk naamwoord
- Soms moet je voor de uitspraak 'tt' of 'dd' schrijven.
beklad (vd) --> de ... auto
 bezet (vd) --> de ...stad

Slide 19 - Tekstslide

huiswerk
Het huiswerk heb ik al genoemd, maar nog even voor de zekerheid: alle opdrachten maken van bladzijde 260 t/m 263 van je boek. Doe dit serieus, want ik controleer nog steeds of je zowel in Lesson-Up als online je huiswerk maakt. Als het online niet lukt, maak je het in je schrift en stuur je mij dit uiterlijk maandag 6 juli vóór 08:00 uur, via Magister.

Slide 20 - Tekstslide

Succes !
Zijn er nog vragen????

Slide 21 - Tekstslide

Evaluatie
  • Doel behaald? 
      
  • Lesinhoud?

  • Hoe verlaat je de les? Vrolijk, neutraal of moe?

Slide 22 - Tekstslide