Week 43 Nederlands 3 vwo

Nederlands 3 vwo week 43
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 46 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Nederlands 3 vwo week 43

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Welkom 3V 

Slide 3 - Tekstslide

Maar eerst...
 even ontspannen met een goed boek!

Slide 4 - Tekstslide

Afspraken in de les

Algemene afspraken m.b.t. corona!


  • Je hebt je spullen op orde. Je hebt bij je: Kern (Nederlands lesboek), een schrift, een leesboek en pen/papier.
  • Spullen niet op orde: BV op Magister. 
  • Huiswerk niet op orde: HV op magister (ook als je huiswerk voor een deel af is).
  • Mobiele telefoons => bij start van de les in je tas. Een mobiele telefoon is alleen toegestaan als de docent het aangeeft.
  • Twee keer waarschuwen moet voldoende zijn! Zo niet, na de les bij de docent melden en dan maken we een afspraak hoe het in het vervolg beter kan in de les.

Slide 5 - Tekstslide

PTD rapportperiode 1
101 Lezen + woordenschat (theorie lezen). Proefwerk 3 x
1. Taalacademie
2. Betrouwbaarheid
102 Taalverzorging (Vlekkeloos). SO 1 X. Zie dia 9. Afgerond.
103 Boekentoets (2 boeken). SO 1X.
Hoofdstuk 1 t/m 6

Slide 6 - Tekstslide






Proefwerk lezen 9 november
Boekentoets 24 november

Zie magister!

Slide 7 - Tekstslide

Week 43  25oktober t/m 
29 oktober 2021
  •  We bespreken het so spelling, als iedereen het so heeft gemaakt.
  • oofys - LessonUp
  • Theorie lezen en vervolg woordenschat.
  • Alle communicatie via magister.
  • Deze week, begrijpend lezen. Herhaling en nieuwe stof. Herhalen fictie.
  • Proefwerk begrijpend lezen: datum heb ik verplaatst naar 9 november!
  • So fictie en boeken: 24 november
  • Herhaling fictie: personages

Slide 8 - Tekstslide

Taken week 43
Leesvaardigheid hoofdstuk 2
  • Lees bladzijde 12
  • Maak opdracht 6 en 7 op bladzijde 15
Theorie fictie
  • Lees bladzijde 94
  • Maken opdracht 6 en 7 op bladzijde 96. 
Boek 2 halen mediatheek. Je kiest een boek van de boekenlijst (zie ELO).
Let op: boek 1 zou nu uit moeten zijn!

Slide 9 - Tekstslide

Herhaling vorige week
Deze week gaan we door met begrijpend lezen en herhalen we fictie/personages.

Slide 10 - Tekstslide

Leerdoelen van deze week
Deze week oefen je met:
  • het herkennen van de betrouwbaarheid van een tekst.
  • het onderzoeken van de term 'betrouwbaarheid'.
Fictie
  • met het herkennen en benoemen van de verteller.
  • met het benoemen van eigenschappen van personages.

Slide 11 - Tekstslide

Uitleg theorie
Op de volgende dia's wordt de lesstof van deze week behandeld.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Betrouwbaarheid
Kijk naar de volgende vier aspecten om de betrouwbaarheid van informatie te controleren:
  1. Vindplaats
  2. Belang van de auteur
  3. Deskundigheid van de auteur
  4. Actualiteit
*Lees de theorie op bladzijde 12 van je lesboek.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

0

Slide 16 - Video

Slide 17 - Tekstslide

2. Betrouwbaarheid
Leesvaardigheid:
2. Betrouwbaarheid (blz. 12-15)

Lees de theorie op bladzijde 12 van je lesboek.
Maak opdracht 6 en 7 op bladzijde 15

Slide 18 - Tekstslide


Schrijfvaardigheid/fictie:
3. Personages en perspectief (blz. 94-95)

Lees de theorie op bladzijde 94. Daarna kun je verder.


Slide 19 - Tekstslide

Personages
Een personages kan op verschillende manieren worden opgebouwd in het verhaal:

  • Karakterisering en bloc: Je krijgt een complete beschrijving van een personage.

  • Ontrollende karakterisering: De beschrijving wordt bij stukjes en beetjes verspreid over het verhaal gegeven. 

Slide 20 - Tekstslide

Personages
Naar hun rol of functie in de handeling onderscheiden we hoofd- en bijfiguren.
Een hoofdpersoon is het personage dat betrokken is bij de belangrijkste gebeurtenissen. In veel verhalende teksten komt de hoofdpersoon tot een belangrijk inzicht of maakt bij een belangrijke ontwikkeling door.
Een bijpersoon vervult vaak de rol van helper of tegenstander. Bijpersonen hebben vaak een dienende rol, hun karakters worden nauwelijks uitgewerkt.

Slide 21 - Tekstslide

Personages
Het karakter van een personage:
  • Round characters: Complexe personages die in de loop van het verhaal een zekere ontwikkeling doormaken. Dit zijn personages die in de loop van het verhaal geleidelijk worden onthuld, (zoals wij in het dagelijks leven geleidelijk aan iemand beter leren kennen).
  • Flat characters: Dit zijn weinig uitgewerkte en statische personages. Dit zijn personages die in kort bestek volledig worden gepresenteerd en niet meer veranderen. 

Slide 22 - Tekstslide

Personages
Het onderscheid tussen hoofd- en bijpersonen is niet hetzelfde als het onderscheid tussen round en flat characters. Een hoofdpersoon kan zowel een round als een flat character zijn. Meestal is het wel zo dat de hoofdfiguren eerder round characters zijn en de bijfiguren vaker flat characters.
In sprookjes zijn meestal alle figuren flat characters, ook de hoofdpersonen. De hoofdpersonen maken dan geen grote (mentale, psychische) ontwikkeling door.

Slide 23 - Tekstslide

Verteller
Let op: de auteur van het verhaal (de schrijver) is nooit dezelfde persoon als verteller!

Het boek is fictie, dat betekent dat het verzonnen is.

Als er staat dat het een autobiografische roman is (een roman geschreven door dezelfde persoon als wiens leven wordt beschreven), dán mag je schrijver en verteller wel gelijkstellen.

Slide 24 - Tekstslide

Ik-verteller
  • De ik-verteller is een personage in het verhaal.

  • De gebeurtenissen worden in de ik-vorm verteld. Je kunt goed meeleven met de hoofdpersoon, want je kent zijn/haar gedachten en gevoelens. Op die manier kun je beïnvloed worden.

Slide 25 - Tekstslide

Auctoriale verteller
Er is sprake van een auctoriale verteller als de verteller buiten het verhaal staat en in het verhaal kan ingrijpen of op de gebeurtenissen vooruitlopen.  
  • De verteller neemt niet deel aan het verhaal zelf.
  • Helikopterview 

Soms geeft de verteller commentaar op de gebeurtenissen en ‘waarschuwt’ hij de personages.

Slide 26 - Tekstslide

Auctoriale verteller
Klaasje Zevenster begint op een Leidse studentenkamer. Het is sinterklaasavond, de drank vloeit rijkelijk, zeven studenten proberen elkaar op rijm af te troeven. De bakker zal nog langskomen om gebak te bezorgen en dan wordt er aangebeld, een doos overhandigd die op tafel gezet wordt, borden erbij gehaald, geopend… De schrijver onderbreekt het verhaal: `Maar wat bevond zich dan in die doos? Ja lieve lezer…’, dat laat hij in het midden. Pas enige weken later, toen de tweede aflevering verscheen, kreeg de lezer te horen dat er een slapend wichtje in de doos lag, en dat enkele van de zeven studenten begonnen te blozen bij het zien van het presentje. Je zag ze denken: `Met wie heb ik ook alweer negen maanden geleden…’

Slide 27 - Tekstslide

Personale verteller
  • Soms is er geen concrete verteller aan te wijzen, omdat alle personen met ‘hij of ‘zij’ aangeduid worden.

  • De verteller is afwezig, is geen personage in het verhaal en beschrijft alleen wat de personages denken of voelen.

  • Het perspectief (point of view) ligt bij de persoon van wie je de gedachten kent.

De boerenmeid had tenslotte niet geprotesteerd toen hij zijn kin op haar schouder liet rusten. Zij had zelfs haar hoofd even bewogen, zodat haar naar zeep geurende haar langs zijn neus en mond streek.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

3. Personages en perspectief
Theorie fictie

Lees bladzijde 94
Maken opdracht 6 en 7 op bladzijde 96. 

Slide 30 - Tekstslide

Evaluatie
  • Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald?

Deze week oefen je met:
  • het herkennen van de betrouwbaarheid van een tekst.
  • het onderzoeken van de term 'betrouwbaarheid'.
  • het herkennen en benoemen van de verteller.
  • het benoemen van eigenschappen van personages.

Slide 31 - Tekstslide

Nakijken taken week 41

Slide 32 - Tekstslide

Taken week 41
Maken in de les:
Opdracht 1, 2 en 5 op bladzijde 14

2. Boek 2 halen mediatheek. Je kiest een boek van de boekenlijst (zie ELO).
Let op: boek 1 zou ongeveer uitgelezen zijn nu (uiterlijk in de herfstvakantie)

Slide 33 - Tekstslide

Opdracht 1 bladzijde 14
a De opvatting van de Correspondent over nieuws is dat nieuws niet hoort te gaan over het sensationele maar over het fundamentele. In plaats van te kijken naar vluchtige onderwerpen die kortstondig alle media-aandacht opeisen, richt de Correspondent zich juist op structurele ontwikkelingen in de samenleving.
 b Bij de Correspondent vinden ze dat het beter is om open te zijn over de standpunten en het wereldbeeld van hun journalisten. Dit doen ze omdat volgens de Correspondent feiten alleen betekenis hebben als ze worden geïnterpreteerd. Iedere interpretatie is gestoeld op bepaalde wereldbeelden en morele overtuigingen. De Correspondent vindt het belangrijk dat de lezer weet welke dat zijn.

Slide 34 - Tekstslide

Opdracht 1 bladzijde 14
c De Correspondent beschermt de privacy van de lezer door alleen gegevens op te slaan waartoe ze wettelijk verplicht zijn of die nodig zijn voor het goed functioneren van het platform (zoals een loginnaam en wachtwoord). Ze verkopen deze informatie niet aan derden. Ze legen uit wat ze met de verkregen gegevens doen. Tot slot geven ze lezers waar mogelijk zeggenschap over de gegevens die ze verzamelen. 

Slide 35 - Tekstslide

Opdracht 1 bladzijde 14
d De Correspondent doet niet aan winstmaximalisatie omdat het niet past bij hun allereerste uitgangspunt. Commerciële media maximaliseren hun winst door zo veel mogelijk aandacht te trekken van het publiek, om die aandacht vervolgens door te verkopen aan adverteerders. Dit gaat dwars in tegen de missie van Correspondent om te schrijven over ‘niet het sensationele maar het fundamentele’. Als je zo veel mogelijk aandacht moet genereren, kun je niet anders dan je bezighouden met de waan van de dag. Door een plafond 5% winst in te stellen, is er geen financiële prikkel om voor de Correspondent om zich tóch met sensationele berichtgeving bezig te houden.

Slide 36 - Tekstslide

Opdracht 2 bladzijde 14
a Punt 6 gaat over ideologische en politieke belangen.
 b Een auteur kan ook een financieel belang hebben. De Correspondent probeert op de vlak belangeloos te blijven door niet met adverteerders te werken. Het platform accepteert alleen financiering die direct bijdraagt; dit gebeurt alleen onder de voorwaarde dat de Correspondent volledige redactionele onafhankelijkheid behoudt. Ook gaat de Correspondent alleen in zee met investeerders die instemmen met een rendementsplafond van 5%.

Slide 37 - Tekstslide

Opdracht 2 bladzijde 14
c De transparantie van De Correspondent komt de betrouwbaarheid ten goede. Als lezer weet je beter wat het doel van de auteur is en kan je de tekst beter beoordelen.
 d Bijvoorbeeld: Ja, er zijn onderwerpen waarover je gehele neutraal kunt schrijven. Bijvoorbeeld als het uitsluitend om feiten gaat, zoals bij het weerbericht.
Of: Nee, je kunt als auteur nooit helemaal neutraal zijn. Je neemt altijd je eigen wereldbeeld mee, zelfs wanneer je uitsluitend feitelijke uitspraken doet. Je wereldbeeld beïnvloedt welke feiten je wel of niet het vermelden waard vindt en waarover je überhaupt schrijft.

Slide 38 - Tekstslide

Opdracht 5 bladzijde 14
De teksten laten ziet dat iemand die deskundig is niet per se betrouwbaar is. Als een deskundige er zelf beter van wordt als hij een bepaald advies geeft, dan is dat geen betrouwbaar advies. De deskundige is dan niet neutraal. 

Slide 39 - Tekstslide

Maken
Personages en perspectief opdrachten 1-4, 6 (blz. 95-96)

Slide 40 - Tekstslide

Opdracht 1 bladzijde 95
a Clifford de grote rode hond
 b De Grote Vriendelijke Reus (GVR)
 c E.T.
 d Sherlock Holmes
 e Willie Wortel


Slide 41 - Tekstslide

Opdracht 2 bladzijde 95
a Er wordt gebruik gemaakt van de ik-verteller. Dit zie je aan de woorden ‘mijn vader’, ‘mijn moeder’ en ‘me’. Het verhaal is in de eerste persoon geschreven.
 b In dit stukje tekst komen de moeder en de vader van de hoofdpersoon voor.
 c Na het lezen van dit fragment weet je over de vader dat hij veel tv kijkt en op hoge leeftijd ‘verliefd’ is geworden op een kogelslingeraarster die hij op tv zag. Van de moeder weet je na het lezen van het fragment nog niet zo veel.


Slide 42 - Tekstslide

Opdracht 3 bladzijde 95
a tell
 b tell
 c show
 d tell
 e show

Slide 43 - Tekstslide

Opdracht 4  en 6 bladzijde 95/96
4 Eigen antwoord

6 a Op basis van dit kleine fragment is nog niet te zeggen van welk vertelperspectief gebruik wordt gemaakt, omdat je nog niet weet wie de hoofdpersoon is en nog van geen enkel personage weet wat hij denkt en voelt. Je weet in dit fragment dus nog niet in wiens hoofden je kunt kijken.
 b Te beoordelen door de docent
 c Te beoordelen door de docent
 d Te beoordelen door de docent


Slide 44 - Tekstslide

OK!
Als je hier bent aangekomen, dan heb je je weektaak Nederlands afgemaakt!!!
 

Slide 45 - Tekstslide

Boekenlijst 3 VWO
  • Dit schooljaar 4 boeken. 
  • Lezenvoordelijst.nl 12-15 jaar niveau 4.
  • Niveau => zie lijst. Lijst bespreken.
  • Wil je een ander boek lezen, overleg met je docent Nederlands.








Boek 2





Boek 3





Boek 4






Slide 46 - Tekstslide