Samenvatting

Leidinggeven
Toets

Dit vak wordt afgesloten met een
schriftelijke toets van hoofdstuk 4
van het boek Leidinggeven.

Deze toets gaat over:
bladzijde 90 t/m 108 

Daarnaast krijg je opdrachten die 
aansluiten bij de lesstof. 




1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 42 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leidinggeven
Toets

Dit vak wordt afgesloten met een
schriftelijke toets van hoofdstuk 4
van het boek Leidinggeven.

Deze toets gaat over:
bladzijde 90 t/m 108 

Daarnaast krijg je opdrachten die 
aansluiten bij de lesstof. 




Slide 1 - Tekstslide

Balans
  • De balans is een cijfermatige opstelling die de grootte en samenstelling van het vermogen op een bepaalde datum weergeeft. De balans geeft een overzicht van de bezittingen, de schulden en het eigen vermogen van de onderneming op een bepaald moment 
  • Je start altijd met een beginbalans! 
Welke posten staan er op de balans?

Slide 2 - Tekstslide

Leidinggeven
Balans Debetzijde:
Vaste activa:           
bezittingen die langer dan één jaar door de onderneming gebruikt kunnen worden, zoals                                           gebouwen.
Vlottende activa:   
Bezittingen die als geldmiddel aanwezig zijn of waarvan verwacht mag worden dat deze                                            binnen een jaar in geld kunnen worden omgezet (zoals voorraden en debiteuren :

Liquide middelen:  Hieronder vallen banksaldo, spaarsaldo en kasgeld

Liquiditeit:
                 Mate waarin een organisatie in staat is op korte termijn te voldoen aan haar betalingsverplichting

Slide 3 - Tekstslide

Hier staat het eigen vermogen, van de langlopende schulden (langer dan een jaar) naar de kortlopende schulden (looptijd korter dan een jaar)

 
Wat staat er aan de creditzijde van de balans
Vaste passiva: Eigen vermogen, voorzieningen en schulden met een looptijd van langer dan een jaar:

Vlottende passiva: Schulden die binnen jaar betaald moeten worden.

Leverancierskrediet: Krediet dat de leverancier verstrekt. Bijvoorbeeld een factuur die pas na 90 dagen betaald hoeft te worden. Of het houden van een consignatievoorraad, of ander vormen van krediet die een leverancier kan verstrekken

MKB-krediet: Een lening van minimaal € 50.000,00 en maximaal € 250.000,00, Deze is speciaal bedoeld voor startende ondernemers.

Slide 4 - Tekstslide

Wanneer veranderd nou het eigen vermogen?
• Door opbrengst verkopen: De opbrengst van alle producten die je verkoopt noem je
de omzet (of: opbrengst verkopen). Een stijging van de omzet betekent ook een
stijging van het eigen vermogen.
• Door kosten: Naast inkoopkosten zijn er natuurlijk nog meer kosten die een bedrijf
moet maken. Bijvoorbeeld voor huur, loon, apparatuur of transport. Als er kosten
gemaakt worden, daalt het eigen vermogen.

Dit is niet terug te zien op de balans maar zit in het eigen vermogen opgeslokt...
Hulprekeningen eigen vermogen

Slide 5 - Tekstslide

Resultatenrekening
Na de hulprekening van het eigen vermogen kan je de resultatenrekening maken
De nettowinst bereken je als volgt:   
      Omzet
Af: inkoopwaarde van de omzet 
      Brutowinst
Af: Overige bedrijfskosten
      Nettowinst
En dit bedrag breng je als één bedrag over naar het eigen vermogen. 

Slide 6 - Tekstslide

De resultatenrekening

Slide 7 - Tekstslide

Eindbalans
Om de eindbalans ook weer in evenwicht te krijgen, moet je het eigen vermogen berekenen. Dit doe je door de volgende formule:
  
      Eigen vermogen beginbalans
Bij: Behaalde winst
       Subtotaal
Bij: Privéstortingen
Af:  Privéopnames
       Eigen vermogen eindbalans
 


Slide 8 - Tekstslide

Budgetten verdelen en bewaken
  • Een ondernemersplan is vaak een meerjarenplan.
  • Op basis van een ondernemersplan worden er vaak budgetten vastgesteld. 
  • Dit leid vaak tot een definitief budget.
  • Dit moet je ook monitoren.

Slide 9 - Tekstslide

Budgetten verdelen en bewaken
Een budget van het ondernemingsplan bestaat uit vier begrotingen.
  • Exploitatiebegroting
  • Investeringsbegroting
  • Liquiditeitsbegroting
  • Financieringsbegroting

Slide 10 - Tekstslide

Budgetten verdelen en bewaken
In een exploitatiebegroting geeft de onderneming de verwachtingen aan van aankomend jaar wat betreft de omzet, kosten en winst. 

Slide 11 - Tekstslide


Een investeringsbegroting is een overzicht van financiële middelen die
nodig zijn om een onderneming, project
of evenement te starten.


Je ziet hier de investeringsbegroting voor het starten van een nieuw bedrijf.
Investeringsbegroting

Slide 12 - Tekstslide

Liquiditeitsbegroting
Liquiditeit:
  • is de mate waarin een organisatie in staat is op korte termijn te voldoen aan haar betalingsverplichtingen
Liquiditeitsbegroting
  • deze geeft verwachte ontvangsten en uitgaven weer van een bedrijf in een bepaalde periode. 

Slide 13 - Tekstslide

Bedrijfsvoering: Geeft inzicht over de mate waarin je gebruik maakt van gebouwen, personeel en machines.
Rentabiliteit: Geeft aan in hoeverre je investeringen rendement oplevert.
Solvabiliteit: Kan je je rekeningen betalen als je je bedrijf stopt.
Liquiditeit: In hoeverre kan je de kortlopende schulden betalen met de liquide middelen.
Activiteitskengetallen. Dit geeft aan of je wel of niet efficient gebruik maakt van productiemiddelen
Kengetallen

Slide 14 - Tekstslide

Kengetal met betrekking tot omzet
Omzet per m2 =         Omzet
                                  aantal m2
Omzet per hotelkamer =                  Omzet
                                                aantal hotelkamers
Kengetal met betrekking tot omzetafhankelijk
Omzet van voeding/drank = Omzet voeding/drank
                                                             totale omzet
Omzet treinabonnementen = Omzet treinabonnementen
                                                                totale omzet

Kengetallen

Slide 15 - Tekstslide

Kengetal met betrekking tot personeel
Omzet per medewerker =                    Omzet
                                                   aantal medewerkers

Welke zou je nog meer willen weten?

Kengetal (overig)
Brutowinstmarge = Brutowinst x 100%
                                       omzet
Omzet treinabonnementen = Omzet treinabonnementen x 100%
                                                                totale omzet

Kengetallen

Slide 16 - Tekstslide

Resultaat van verkregen vermogen?
REV--> Rentabiliteit van het eigen vermogen.  
Dit zegt dus iets over de rentabiliteit van de aandeelhouders.
RTV/ RVW--> Rentabiliteit van het (totale) werkzame vermogen.  
Dit zegt dus iets over de rentabiliteit van de onderneming als geheel.
RVV--> Rentabiliteit van het vreemde vermogen.  
Dit zegt dus iets over de rentabiliteit van de vreemdvermogenverschaffers.

Slide 17 - Tekstslide

Rentabiliteit van het eigen vermogen
Reken uit. 
Het bedrijf had een nettowinst van € 714.000,00.
1-1-2022 een eigen vermogen van € 4.500,00
31-12-2022 een eigen vermogen van € 5.700,00 

Slide 18 - Tekstslide

Wat is mijn solvabiliteitsratio?
(eigen vermogen/totale vermogen)
Eigen vermogen/ totale vermogen

412.000 / (412.000+100.000+33500+12000) =

412.000/ 557500 = 0,739 = 74 %

Slide 19 - Tekstslide

Wat is mijn solvabiliteitsratio?
(eigen vermogen/vreemde vermogen)
Eigen vermogen/ vreemde vermogen

412.000 / (100.000+33500+12000) =

412.000/ 145500 = 2,83 %

Slide 20 - Tekstslide

Wat is mijn verhouding van vreemd
vermogen t.o.v. totaal vermogen?
(eigen vermogen/vreemde vermogen)
Vreemd vermogen/ totaal vermogen

(100.000+33500+12000) /  557500 = 0,26

Dat is 26 % en positief!

 

Slide 21 - Tekstslide

Kengetallen
Er worden in het boek 3 liquiditeitskengetallen genoemd
- Current ratio
- Quick ratio
- Nettowerkkaptitaal

Graag krijg ik op de mail naar ardk@hoornbeeck.nl wat deze liquiditeitskengetallen inhouden en wat je er mee kan. 
De liquiditeit van een bedrijf laat zien in welke mate een onderneming aan haar lopende betalingsverplichtingen kan voldoen (korte schulden).

Slide 22 - Tekstslide

Kengetallen
Er zijn 3 liquiditeitskengetallen
- Current ratio
- Quick ratio
- Nettowerkkaptitaal

De liquiditeit van een bedrijf laat zien in welke mate een onderneming aan haar lopende betalingsverplichtingen kan voldoen (korte schulden).

Slide 23 - Tekstslide

Om je onderneming draaiende te houden en openstaande facturen te kunnen voldoen, moet je genoeg geld op je rekening hebben. 



Door regelmatig je current ratio te berekenen, houd je in de gaten of je de rekeningen nog wel kunt betalen (liquiditeit)
Formule:                (vlottende activa) 
                            kort vreemd vermogen
Current ratio

Slide 24 - Tekstslide

Wat zegt de uitkomst?
< 1 : niet liquide
1: vl activa + lm = kvv   precies genoeg
>1 liquide
In de praktijk is een onderneming liquide met een current ratio rond de 1,5


Current ratio

Slide 25 - Tekstslide

De quick ratio laat zien in hoeverre schulden snel afgelost kunnen worden. 
Bij het berekenen van de quick ratio wordt uw voorraad niet meegeteld.

 
Voorraden kunnen namelijk een grote waarde hebben, maar deze kunnen niet direct gebruikt worden om een openstaande rekening te betalen. 

Bij het berekenen van de quick ratio wordt daarom gekeken naar het geld dat direct beschikbaar is om een rekening te betalen. 
Formule:                (vlottende activa  - voorraad) 
                                       kort vreemd vermogen
Quick ratio

Slide 26 - Tekstslide

Quick ratio
Wat zegt de uitkomst?
Een onderneming is op de zeer korte termijn liquide wanneer de Quick ratio groter of gelijk is aan 1

Slide 27 - Tekstslide

Wat is de gemiddelde opslagduur van een product?  

Wat is de gemiddelde krediettermijn crediteuren en debiteuren?
 
Wat is de omloopsnelheid van het eigen vermogen en van het totaal vermogen?
 
Waarom zou de dat moeten weten?
Leidinggeven
Activiteitskengetallen

Slide 28 - Tekstslide

Kengetallen
Waar moet je denken bij voorraad?

Slide 29 - Tekstslide

Kengetallen
Wat zegt de omzetsnelheid eigenlijk?

De omzetsnelheid van de gemiddelde voorraad geeft aan hoe vaak de gemiddelde voorraad in een bepaalde periode verkocht wordt. De omzetsnelheid noem je ook wel omloopsnelheid.

Omzetsnelheid van de voorraad =                       inkoopprijs van de omzet                    
                                                                 gemiddelde waarde van de voorraad goederen 

Gemiddelde opslagduur =   Gemiddelde waarde van de voorraad goederen x 365 dagen
                                                                         Inkoopprijs van de omzet 

Slide 30 - Tekstslide

Wat is de gemiddelde opslagduur van een product?   

Jullie weten nu hoe je moet berekenen hoe vaak je per jaar je voorraad verkoopt.
Dan kan je ook uitrekenen hoeveel geld je elke keer op de rekening moet hebben staan om te kunnen komen. 

Begrip wat hierbij ook relevant is: NETTOWERKKAPITAAL 
Leidinggeven
Activiteitskengetallen

Slide 31 - Tekstslide

Kengetallen
Wat zegt de omzetsnelheid eigenlijk?

De omzetsnelheid van de gemiddelde voorraad geeft aan hoe vaak de gemiddelde voorraad in een bepaalde periode verkocht wordt. De omzetsnelheid noem je ook wel omloopsnelheid.

Omzetsnelheid van de voorraad =                       inkoopprijs van de omzet                    
                                                                 gemiddelde waarde van de voorraad goederen 

Gemiddelde opslagduur =   Gemiddelde waarde van de voorraad goederen x 365 dagen
                                                                         Inkoopprijs van de omzet 

Slide 32 - Tekstslide

Kengetallen
Wat zegt de omloopsnelheid van het gemiddeld geïnvesteerd vermogen eigenlijk?

Dat laat zien hoe efficiënt het beschikbare vermogen wordt ingezet. 
Hoeveel omzet maak je met hoeveel vermogen?
 
Omloopsnelheid van het gemiddeld totaal vermogen =                   Omzet                                                                                                                                   Gemiddeld totaal vermogen

Omloopsnelheid van het gemiddeld eigen vermogen =                   Omzet                      
                                                                                                     Gemiddeld eigen vermogen

Voorbeeld met 1 euro kan je een omzet halen van € 8,00

Slide 33 - Tekstslide

BA - belasting
Leidinggeven
BTW wat is dat? 
BTW --> Belasting toegevoegde waarde    

  • Omzetbelasting
  • loonbelasting
  • Wegenbelasting
  • Hondenbelasting
  • Schenkbelasting
  • Kansspelbelasting
  • Vermogensheffing
  • Erfbelasting 

Slide 34 - Tekstslide

BA - belasting
Leidinggeven
Wat is vennootschapsbelasting?
En wat zijn de tarieven?

Slide 35 - Tekstslide

BA - belasting
Leidinggeven
BTW wat is dat? 
BTW --> Belasting toegevoegde waarde    

Een fiscaal (datgene wat te maken heeft met belasting) feit is een gebeurtenis die gevolgen heeft voor de belastingheffing. 

Zoals
Winst maken en omzet boeken 

Slide 36 - Tekstslide

Kosten van belasting
Leidinggeven
Omzetbelasting

Omzetbelasting is een belasting op de verkoop van producten of diensten.
Als ondernemer doe je in de regel elk kwartaal aangifte.

Je geeft aan hoeveel btw je aan je klanten hebt berekend en hoeveel je zelf betaald hebt.

Het verschil wordt verrekend.

Slide 37 - Tekstslide

BA - belasting
Leidinggeven
Loonheffing
Een werknemer verdient een bepaald loon. Daaroverheen komt loonheffing die wordt ingehouden op het salaris. Aan het einde van het jaar wordt dat verrekend.

De loonheffing bestaat uit:
Loonbelasting. De werkgever draagt dit af.

Premies volksverzekeringen. De werkgever draagt dit af:
  • AOW: Algemene ouderdomsweg
  • ANW: Algemene nabestaandenwet
  • WLZ: Wet langdurige zorg 

Overig: Pensioenpremie en de premie ZVW

Slide 38 - Tekstslide

BA - belasting
Leidinggeven
Inkomsten belasting
Iedereen die in Nederland woont en inkomen heeft, betaalt in principe belasting.

Het bedrag hangt af van je inkomen en je vermogen

Ook jij betaald verschillende belastingen zoals de vorige les besproken.
Weet je nog welke? 

Slide 39 - Tekstslide

BA - belasting
Leidinggeven
Inkomsten belasting verdeeld over 3 boxen
Box 1: Werk en inkomen
Loon, winst uit een onderneming, uitkering. 
Belastingschijf
Inkomen
Percentage belasting
Eerste schijf
Tot € 19.982,00
36,55 %
Tweede schijf
Tot € 33.791,00
40,90 %
Derde schijf
Tot € 67.072,00
40,80 %
Vierde schijf
Tot € 67.072,00
52,00 %

Slide 40 - Tekstslide

BA - belasting
Leidinggeven
Inkomsten belasting verdeeld over 3 boxen
Box 1: Werk en inkomen
Loon, winst uit een onderneming, uitkering.

Box 2: Aanmerkelijk belang

Dat wil zeggen uit een NV of een BV waarin hij een belang heeft van meer dan 5 %. 

Box 3: Inkomen uit sparen en beleggen.
Je rekent met fictieve rente waarover je 30% inkomstenbelasting betaald.. 

Slide 41 - Tekstslide

BA - belasting
Leidinggeven
Inkomsten belasting verdeeld over 3 boxen
Box 2: Aanmerkelijk belang
Dat wil zeggen uit een NV of een BV waarin hij een belang heeft van meer dan 5 %. 

Verschil tussen een NV en een BV: 
De vennootschap is besloten omdat de aandelen niet vrij overdraagbaar zijn, dit in tegenstelling tot de naamloze vennootschap waarvan de aandelen in beginsel vrij overdraagbaar zijn, bijvoorbeeld op de effectenbeurs.  

 


Slide 42 - Tekstslide