Lesson 28 vwo 2

Welcome! : )
  • Books on your table.
  • Pen on your table.
  • Notebook on your table.
  • Mobile phone on your table.
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welcome! : )
  • Books on your table.
  • Pen on your table.
  • Notebook on your table.
  • Mobile phone on your table.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Remember last lesson?
You learned:
to read graphs, charts and tables

Your homework was:
L: wordlist (first half) page 69

Slide 3 - Tekstslide

Goal of this lesson:
You will learn:
to discuss money and value

(Lesson 24, page 70 ) 

Slide 4 - Tekstslide

Exercise 1 page 70

Slide 5 - Tekstslide

Discuss your answers with your group

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Page 224
Grammar 1.6.3

Slide 8 - Tekstslide

Much, many & a lot of

Slide 9 - Tekstslide

Betekenis
  • Much, many & a lot of betekenen allemaal veel in het Nederlands.


  • Je gebruikt ze alleen niet allemaal hetzelfde. Kijk naar de volgende voorbeelden en probeer het verschil tussen much & many te raden!

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeelden
  1. many friends
  2. much water
  3. many chairs
  4. much time
  5. many superheroes
  6. much water 

Slide 11 - Tekstslide

Uitleg much & many
  • Je gebruikt much als het woord dat erna komt enkelvoud en ontelbaar is.

Do you have much work? 
We haven't got much money.

Kan je het woord water tellen?

Slide 12 - Tekstslide

Uitleg much & many
  • Je gebruikt many als het woord dat erna komt meervoud en telbaar is.

He hasn't got many friends.
Do we have many videogames?

Tip: Je kunt meervoud herkennen aan de letter -s achter een woord.

Slide 13 - Tekstslide

Welk woord hoort waarbij? Sleep het woord naar het juiste witte vlak.
MANY
MUCH
pocketmoney
tables
witches
buses
fun
light
fans

Slide 14 - Sleepvraag

A lot of
  • A lot of betekent veel, net als bij many & much.

  • A lot of gebruik je bij bevestigende (+) zinnen.

  • Much/ many gebruik je bij vragende (?)/ ontkennende (-) zinnen. 

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeelden
  • I have a lot of friends. (+)
  • She has not got many friends. (-)
  • Do we have much homework? (?)
  • The school has a lot of pupils. (+)
  • Our village has not got much snow. (-)
  • Does the cat have many kittens? (?)

Slide 16 - Tekstslide

I have got ... problems.
A
many
B
much
C
a lot of

Slide 17 - Quizvraag

The dogs aren't ... fun.
A
many
B
much
C
a lot of

Slide 18 - Quizvraag

How ... milk is left in the fridge?
A
many
B
much
C
a lot of

Slide 19 - Quizvraag

Are there ... ghosts in that creepy building?
A
many
B
much
C
a lot of

Slide 20 - Quizvraag

Samenvatting
'Much', 'many' & 'a lot of' betekenen allemaal 'veel'.
Enkelvoud / ontelbaar
Meervoud / telbaar
Bevestigende zinnen
We have a lot of money.
They have a lot of friends.
Ontkennende zinnen
We don't have much money.
They don't have many friends.
Vragende zinnen
Do we have much money?
Do they have many friends?

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

SOME / ANY

SOME en ANY betekenen beide:

  • enkele
  • wat 
  • een paar
  • geen (in combinatie met NOT)
                                                                           Ik koop elke dag wat snoep in de kantine.
                                                                     Every day I buy some sweets in the canteen.
                                                           Mijn broer mag geen noten eten, hij is allergisch.
                                                                        My brother can't eat any nuts, he's allergic.


Slide 23 - Tekstslide

SOME / ANY
Some en any hebben dus dezelfde betekenis, 
maar worden in verschillende soorten zinnen gebruikt. 

Some gebruik je in bevestigende zinnen, deze eindigen altijd met een punt of een uitroepteken en er staat geen 'not' in.

Any gebruik je in zinnen met een vraagteken 
en zinnen met het woord 'not' er in.

Slide 24 - Tekstslide

We need some tomatoes.
Do we need any tomatoes?

Slide 25 - Tekstslide

Daffy has some money.
Patrick doesn't have any money.

Slide 26 - Tekstslide

I have ___ apples left.
A
any
B
some

Slide 27 - Quizvraag

Are there ___ cakes left?
A
any
B
some

Slide 28 - Quizvraag

He hasn't got ___ time.
A
any
B
some

Slide 29 - Quizvraag

He has ___ money.
A
some
B
any

Slide 30 - Quizvraag

Extra oefenen met 
some / any?



Slide 31 - Tekstslide

Page 224
Grammar 1.6.3

Slide 32 - Tekstslide

Page 224
Grammar 1.6.3

Slide 33 - Tekstslide

Exercise 2 page 71

Slide 34 - Tekstslide

Discuss your answers with your group

Slide 35 - Tekstslide

Answers

Slide 36 - Tekstslide

Exercise 5 page 71

Slide 37 - Tekstslide

Keuzeopdrachten page 71
Choose exercise 3 if you want to practise more,
choose exercise 4 if you would like more of a challenge.

Slide 38 - Tekstslide

Homework for Friday January 27th


  • M: exercises you haven't finished
  • L: chunk page 70, grammar 1.6.3

Slide 39 - Tekstslide

Have a look at the goals on page . Did you reach the goals of this lesson ?

Slide 40 - Tekstslide

Next lesson:
You will learn:
to talk about what you can do with your money

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide