Les differentiëren

Fouten herkennen
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Fouten herkennen

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Na de les kun je …….
► …..het verschil tussen een letterlijk en figuurlijk taalgebruik herkennen
► …..een spelfout herkennen
► …..een grammaticale fout herkennen
► …..een stijlfout herkennen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Wat heb je gehoord in het filmpje dat niet klopt?

Slide 4 - Open vraag

Wat weten we nog?

Uitdrukkingen zijn figuurlijk taalgebruik.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Is hier sprake van letterlijk of figuurlijk taalgebruik?

Mijn buurvrouw zag helemaal wit, zij was zich doodgeschrokken!
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent:

Romi's nieuwe kapsel is iets te kort 'naar mijn smaak'.
A
het is lelijk
B
het is mooi
C
mijn mening
D
vinden alle mensen

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent:

Quinten 'had de smaak te pakken' en rende nog een rondje.
A
snapte het niet
B
was lekker bezig

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent:

Een scheetkussen op de stoel van je docent leggen is een 'smakeloze' grap.
A
niet leuk, niet van goede smaak getuigend
B
niet lekker, niet van goede smaak getuigend
C
wel leuk, wel van goede smaak getuigend
D
wel lekker, wel van goede smaak getuigend

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent:

Cristiano Ronaldo is de 'smaakmaker' van Real Madrid.
A
wie of wat de attractie is
B
wie of wat kan lekker koken
C
wie of wat maakt veel doelpunten
D
wie of wat is aardig

Slide 10 - Quizvraag

Weet je het weer?
Weet je weer.....
► …..het verschil tussen een letterlijk en figuurlijk taalgebruik 

Denk je dat je fouten kunt herkennen?
We gaan het uitproberen!
Succes en veel plezier

Slide 11 - Tekstslide

Ruggespraak
Voorbeeld

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht
Haal 15 fouten uit de bladen die ik uitdeel
Schrijf drie dingen op:
1. Wat staat er letterlijk?
2. Wat wordt er eigenlijk bedoeld, wat hadden ze willen zeggen;
3. Wat is de juiste formulering, hoe moet je de zin schrijven zodanig dat die betekenis klopt.

timer
10:00

Slide 13 - Tekstslide

Ruggespraak
Welke fouten heb je ontdekt?
Is het een spelfout, grammaticale fout of stijlfout?

Slide 14 - Open vraag

Huiswerk
Zoek zelf 15 fouten en bedenk welke fout het is. 
Maak hier een bestand of collage van en lever dit in via Classroom. 

Slide 15 - Tekstslide

Evaluatie

Slide 16 - Tekstslide