Wanneer gebruik je een komma?
1. Bij een
opsommingKip, patat en appelmoes
2. Als je iemand aanspreekt
Piet, hoe gaat het met je?
3. Tussen twee persoonsvormen
Als je wilt, kun je ook meedoen.
4. Voor woorden zoals want, maar en omdat
Fietsvakantie is leuk, omdat je zoveel van de omgeving ziet.