Functies van alinea's 1

Leesvaardigheid 

Wat gaan we doen?
We lezen de tekst 'doen en laten' en maken daar vragen bij.

Lesdoelen:
Aan het eind van de les weet je wat functiewoorden zijn.
Je kunt de functies van de alinea's benoemen.
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Leesvaardigheid 

Wat gaan we doen?
We lezen de tekst 'doen en laten' en maken daar vragen bij.

Lesdoelen:
Aan het eind van de les weet je wat functiewoorden zijn.
Je kunt de functies van de alinea's benoemen.

Slide 1 - Tekstslide

Functiewoord:
woord waarmee je de functie van een tekstgedeelte aanduidt. Voorbeeld: in de laatste alinea trekt de schrijver een 'conclusie'. Dan is de functie van die alinea 'conclusie' en 'conclusie' is dan het functiewoord.

Slide 2 - Tekstslide

Veel gebruikte functiewoorden zijn:
aanleiding, voorbeeld, afweging, anekdote,
argument, constatering, definitie, gevolg, nuancering, oplossing, verklaring

Vaak geeft de schrijver het functiewoord niet, maar moet je de functie van de alinea zelf bepalen.

Slide 3 - Tekstslide


ziet de volgende zin in een alinea terugkomen. Welke functie zal de alinea hebben?

"Het is fijn dat de aarde opwarmt want dan kunnen we lekker zonnen".

A
Bewering
B
Verklaring
C
Weerlegging.
D
Argument

Slide 4 - Quizvraag

1) Twee dagen zomerse temperaturen en meteen is er discussie over blote kleding, meer in het bijzonder over de vraag of meisjes in korte broekjes naar school mogen. Een week eerder had een rector van een middelbare school de euvele moed gehad om een paar in zijn ogen te schaars geklede tieners naar huis te sturen met het verzoek wat anders aan te trekken. Met warm weer had dit incident weinig te maken, want we hebben een ijzig voorjaar achter de rug, terwijl de korte broekjes al maanden het straatbeeld domineren. Mode trekt zich nu eenmaal weinig aan van meteorologische omstandigheden. De rector oogstte weinig bijval. Een vragenrondje in de Volkskrant leverde vooral lacherig commentaar op. Hoe ouderwets moet je zijn om heden ten dage nog met kledingvoorschriften op school aan te komen zetten? Iedereen weet toch dat tieners niets liever doen dan de grens opzoeken en die overschrijden? Kleding valt onder de individuele vrijheid van expressie en het getuigt van een benepen jarenvijftigmoraal om die te willen beperken. 

Slide 5 - Tekstslide

Wat zijn de twee functies van alinea 1? Kies uit aanleiding, anekdote, constatering, historisch overzicht, nuancering, stelling, uitwerking

Slide 6 - Open vraag

(2) Maar de kwestie is breder dan alleen het punt van de korte broekjes. Daarvan zou je kunnen zeggen: 
minirokje, minibroekje, wat maakt het uit. Het minibroekje geeft de draagster in ieder geval meer bewegings- en zitvrijheid dan het minirokje. Ter
discussie staat dan ook niet het kledingstuk zelf, maar wat het vertegenwoordigt: de vrijetijdssfeer, waarin mensen kleren aantrekken die ofwel hoog scoren op comfort en slonzigheid ofwel op uitdagendheid.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de functie van deze alinea?
A
oplossing
B
toelichting
C
uitwerking
D
verklaring

Slide 8 - Quizvraag

 (3) Als voorbeeld van dat laatste kunnen de huidige minibroekjes dienen (niets anders dan de hotpants uit de jaren zeventig), maar net zo goed de naveltruitjes van tien jaar geleden of de populaire singlets met spaghettibandjes en decolletés in het algemeen, zowel de vrouwelijke als de mannelijke bouwvakkersvariant.
Het is allemaal hetzelfde soort vrijetijdskleding. Het ondoorgrondelijke woud van kledingcodes met gedetailleerde richtlijnen voor elk moment van de dag is allang afgeschaft. De Nederlandse kleding cultuur van de afgelopen vijftig jaar kun je samenvatten onder de noemer ‘alles moet kunnen’. Met één restrictie: er wordt nog steeds onderscheid gemaakt tussen werk/zakelijk en vrije tijd. Op het werk dragen mensen andere kleren (rustiger, formeler) dan in hun vrije tijd. De regels hiervoor
liggen niet tot op de letter vast. Er bestaat aanzienlijke vrijheid, maar als het te dol wordt, bijvoorbeeld in de decolleté-sfeer, kunnen chefs aan hun werknemers vragen om iets neutralers aan te trekken. In de werksfeer kan de individuele expres sie worden beknot ter wille van de zakelijkheid en daar kijkt niemand vreemd van op. 

Slide 9 - Tekstslide

Wat is de functie van deze alinea?
A
constatering
B
doelstelling
C
nuancering
D
onderbouwing

Slide 10 - Quizvraag

(4) Opmerkelijk genoeg wordt leerlingen op school geen strobreed in de weg gelegd in hun individuele
expressie. Meisjes op school is toegestaan wat hun docenten zich niet kunnen permitteren: zich uitmonsteren in uitdagende vrijetijdskledij. Misschien snakt de juf van wiskunde ook wel naar een kort broekje en een peilloos decolleté op het werk, maar ze bewaart het toch maar voor buiten school. Waarom? Omdat een sexy outfit afleidt van een taakgerichte werksfeer, waarin algebra bestudeerd moet worden. Wat voor docenten geldt, zou ook voor leerlingen.
moeten gelden.

Slide 11 - Tekstslide

Wat is de functie van deze alinea?
A
argumenten
B
kanttekening
C
stelling
D
voorbehoud

Slide 12 - Quizvraag

 (5) Kleding is per definitie een sociaal instrument, waarmee een boodschap wordt overgebracht. Iemand kan wel zeggen dat het hem of haar alleen om de particuliere expressie gaat, maar er is altijd een effect op anderen. Een vrouw die op een onbewoond eiland zit, doet geen moeite om zich op te maken alvorens haar hut te verlaten. Een afzakkende gangsterbroek, lillend vlees dat ergens uitpuilt, doorzichtige bloesjes of T-shirts wekken allemaal gevoelsreacties op bij omstanders. Soms van walging, soms van enthousiasme, dat doet er eigenlijk niet toe.
Sommige mensen vinden niets leuker dan door middel van provocatieve kleding de aandacht op zichzelf te vestigen. Dat kunnen ze gerust doen, daarvoor staat hun het hele openbare vrijetijdsleven van strand, camping, flaneerboulevard en uitgaanscircuit ter beschikking. In een zakelijke omgeving of schoolomgeving werkt uitdagende kleding afleidend en soms zelfs intimiderend. Omdat dit zich in de gevoelssfeer afspeelt, is er geen beginnen aan om hier regels voor op te stellen. Maar een algemene richtlijn in de sfeer van ‘Houd een beetje rekening met de 
mensen die tegen je aan moeten kijken’ is in ieder geval een goede
oefening voor later. 

Slide 13 - Tekstslide

Wat is de belangrijkste functie van deze alinea?

Slide 14 - Open vraag

Nu volgen nog wat vragen over de tekst

Slide 15 - Tekstslide

‘Een vragenrondje in de Volkskrant leverde vooral lacherig commentaar
op. Hoe ouderwets moet je zijn om heden ten dage nog met kledingvoorschriften op school aan te komen zetten? Iedereen weet toch dat tieners niets liever doen dan de grens opzoeken en die overschrijden? Kleding valt onder de individuele vrijheid van expressie en het getuigt van een benepen jarenvijftigmoraal om die te willen beperken.’ (regels 19-31)
Met welk woord kan de gevoelswaarde die uit deze reacties in de Volkskrant spreekt het best omschreven worden?
A
bezorgdheid
B
opluchting
C
sarcasme
D
verwondering

Slide 16 - Quizvraag

‘In de werksfeer kan de individuele expressie worden beknot ter wille van de zakelijkheid en daar kijkt niemand vreemd van op.’ (regels 73-77) Welk van de onderstaande zinnen omschrijft het best wat hiermee bedoeld wordt?
Op de werkvloer is het normaal dat werknemers
A
hun kleding afstemmen op de bedrijfsnormen.
B
hun kledingkeuze zelf kunnen bepalen.
C
verplicht zijn zakelijke kleding te dragen.
D
zichzelf kunnen uiten in hun kledingkeuze.

Slide 17 - Quizvraag

Welke van onderstaande uitspraken geeft de hoofdgedachte van tekst 4
het best weer?
A
De kledingrichtlijnen uit het bedrijfsleven kunnen ook doorgevoerd worden op scholen.
B
Het zou niet gek zijn om op scholen enkele algemene kledingrichtlijnen voor de leerlingen aan te houden.
C
Het is niet mogelijk om op scholen strikte kledingvoorschriften voor de leerlingen op te stellen.
D
Het opstellen van kledingvoorschriften is ouderwets en beperkt de vrijheid van leerlingen te veel.

Slide 18 - Quizvraag

In tekst 4 worden verschillende argumentatieschema’s gebruikt, waaronder argumentatie met voorbeelden.
Wat voor argumentatieschema wordt daarnaast ook gebruikt? Een argumentatie op basis van ....
A
oorzaak-gevolgrelatie
B
kenmerk of eigenschap
C
vergelijking
D
voor-en nadelen

Slide 19 - Quizvraag

Lees eerst de tekst, de vraag volgt hierna
Hieronder staan zeven beweringen die gebaseerd zijn op tekst 4.
1 Het dragen van uitdagende kleding door leerlingen op school levert
discussie op.
2 Mode trekt zich weinig aan van weersomstandigheden.
3 Tieners zoeken graag grenzen op en overschrijden deze.
4 Kleding kan gebruikt worden om een bepaalde boodschap over te
brengen.
5 Werknemers vinden het normaal dat er kledingvoorschriften op het
werk zijn.
6 Kledingvoorschriften voor wat je op welk moment van de dag hoort te
dragen zijn afgeschaft.
7 Het past binnen een taakgerichte werksfeer om rekening te houden
met de kleding die je draagt.
Van bovenstaande beweringen moeten er drie worden opgenomen in een
korte samenvatting van tekst 4. 
Welke van de onderstaande zinnen horen in de samenvatting over tekst 4? 

1 Het dragen van uitdagende kleding door leerlingen op school levert discussie op.
2 Mode trekt zich weinig aan van weersomstandigheden.
3 Tieners zoeken graag grenzen op en overschrijden deze.
4 Kleding kan gebruikt worden om een bepaalde boodschap over te brengen.
5 Werknemers vinden het normaal dat er kledingvoorschriften op het werk zijn.
6 Kledingvoorschriften voor wat je op welk moment van de dag hoort te dragen zijn afgeschaft.
7 Het past binnen een taakgerichte werksfeer om rekening te houden met de kleding die je draagt.

Slide 20 - Tekstslide

Noteer de nummers van de zinnen die in de samenvatting moeten

Slide 21 - Open vraag